Overgang van onderneming ondanks staking van exploitatie gedurende enkele maanden

Overgang van onderneming ondanks staking van exploitatie gedurende enkele maanden
Datum: 19-11-2017
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2017 / 292
Vindplaats: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 oktober 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9233
Uitspraak

Een zieke werkneemster die als oproepkracht werkzaam was in een horecaonderneming waarvan de exploitatie was gestaakt, was van rechtswege in dienst gekomen bij de nieuwe exploitant van deze onderneming, die van de eigenaar het horecapand had gehuurd en de inventaris had gekocht. Dat de exploitatie van de onderneming enkele maanden stil had gelegen en dat er geen overeenkomst was gesloten met de vorige eigenaar van de onderneming, deed daarbij niet ter zake.

Een ondernemer heeft als eenmanszaak een horecaonderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van een restaurant en met verhuur van zalen. Bij die ondernemer en zijn rechtsvoorganger is sinds 1 april 2002 een werkneemster werkzaam als oproepkracht voor ten minste twaalf uur per week. De werkneemster is sinds 1 oktober 2014 ziek. Omdat de werkgever te weinig re-integratie-inspanningen heeft gedaan, heeft het UWV bij besluit van 25 juli 2016 een loonsanctie aan de werkgever opgelegd. Daardoor moet de werkgever het loon aan de werkneemster een jaar langer doorbetalen. In november 2016 staakt de werkgever met onmiddellijke ingang de exploitatie van de horecaonderneming. Aan de werkneemster wordt voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, maar daarmee stemt de werkneemster niet in. De onderneming wordt uitgeschreven uit het handelsregister. Met de verhuurder wordt overeengekomen dat de huur per 1 februari 2017 wordt beëindigd. Van de bank koopt de verhuurder de inventaris, die aan de bank was verpand. In april 2017 start een nieuwe ondernemer in het pand een horecaonderneming, die eveneens een restaurant en partyzalen omvat. Deze nieuwe ondernemer heeft het pand gehuurd van de eigenaar en daarbij de inventaris van de eigenaar overgenomen. De oproepkracht vordert daarna loon van de nieuwe horecaondernemer, stellend dat sprake is van de overgang van een onderneming.
De kantonrechter en in hoger beroep het gerechtshof wijzen de vordering van de oproepkracht toe. Onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad weegt het gerechtshof daartoe alle omstandigheden van het geval. Het gerechtshof acht daarbij van belang dat de bedrijfsnaam en het pand hetzelfde zijn gebleven, met als gevolg dat ook de bekendheid bij het publiek is gebleven. De activiteiten zijn gelijk gebleven, ook al is de restaurantfunctie uitgebreid. De inventaris is overgenomen en twee jonge personeelsleden zijn in dienst genomen. Het Hof concludeert uit deze feiten dat de nieuwe ondernemer heeft beoogd de exploitatie van de bestaande onderneming voort te zetten met behoud van identiteit. Het Hof acht daarbij niet van doorslaggevend belang dat de exploitatie enkele maanden stil heeft gelegen en dat een belangrijk deel van het personeel niet is overgenomen. Dat de door de wet vereiste contractuele band via de verhuurder verloopt is op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie geen beletsel om de overgang van een onderneming aan te nemen.


Commentaar

Het arrest van het gerechtshof toont aan dat van de overgang van een onderneming veel eerder sprake kan zijn dan in de praktijk vaak gedacht wordt. Een koopovereenkomst met de vorige eigenaar van de onderneming is niet vereist en het feit dat de exploitatie van de onderneming een tijd stil heeft gelegen geen beletsel.