Anciënniteitsbeginsel bij onderbreking loopbaan voor verzorging kinderen

Anciënniteitsbeginsel bij onderbreking loopbaan voor verzorging kinderen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1997 / 9
Vindplaats: Zie: kantonrechter Dordrecht 30 januari 1997, JAR 1997/65
Uitspraak

Bij Philips Components B.V. moest gereorganiseerd worden. Daardoor verviel onder meer de arbeidsplaats van mevrouw V., die in 1964 bij Philips in dienst was getreden, maar in verband met de geboorte van haar kinderen in 1970 en 1974 telkens voor enkele jaren uit dienst was geweest. Bij het ontslag nam Philips voor mevrouw V. alleen het aantal dienstjaren van het laatste dienstverband in aanmerking. Op grond van het anciënniteitsbeginsel (dat bij een ontslag op bedrijfseconomische gronden in acht moet worden genomen en dat er op neerkomt dat bij werknemers met uitwisselbare functies de werknemer met de minste dienstjaren het eerst moet worden ontslagen) kwam mevrouw V. dan voor ontslag in aanmerking: zij had dan ruim 18 dienstjaren en kwam op de anciënniteitslijst op de 15e plaats van onder zodat zij behoorde tot de 21 werknemers die moesten worden ontslagen. De Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening verleende de ontslagvergunning en Philips zegde de arbeidsovereenkomst op. Mevrouw V. echter was van mening dat ook de dienstjaren uit de twee eerdere dienstverbanden meegeteld moesten worden. Zou men dat doen, dan had mevrouw V. ruim 24 dienstjaren en zou zij op de 22e plaats van onder komen, zodat zij haar werk zou kunnen behouden. Met de stelling dat het ontslag om die reden "kennelijk onredelijk" was wendde mevrouw V. zich tot de kantonrechter te Dordrecht en vorderde herstel van de dienstbetrekking en subsidiair schadevergoeding. De kantonrechter overwoog dat, zeker omstreeks 1970, vrouwen meer dan mannen hun loopbaan onderbraken in verband met de verzorging van hun nog jonge kinderen. Dat betekende dat vrouwen meer dan mannen getroffen worden door een berekening van de anciënniteit, waarbij geen rekening wordt gehouden met eerdere dienstverbanden. Deze wijze van berekenen van de lengte van het dienstverband is dan ook discriminerend en het ontslag is daarom "kennelijk onredelijk". Omdat de oude functie van mevrouw V. inmiddels niet meer bestond werd de vordering tot herstel van de dienstbetrekking afgewezen. Philips moest echter wel aan mevrouw V. een schadevergoeding betalen, waarbij het bedrag dat reeds op grond van het sociaal plan was betaald, in aftrek mocht worden gebracht.


Commentaar

De wet verbiedt de werkgever ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Voor het aannemen van ongelijke behandeling is voldoende dat een maatregel vrouwen in grotere mate treft dan mannen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een maatregel alleen voor part-timers geldt en (zoals vaak het geval is) bij de werkgever meer vrouwen dan mannen in part-time functies werkzaam zijn.