Lisv legt zich neer bij uitspraken overpremiedifferentiatie WAO, maar ….

Lisv legt zich neer bij uitspraken overpremiedifferentiatie WAO, maar ….
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1999 / 29
Vindplaats: Zie: mededeling Lisv 12 maart 1999, nr. M 99.019
Uitspraak

Op 12 november 1998 heeft de rechtbank te Den Haag een beschikking tot verhoogde vaststelling van gedifferentieerde WAO-premie vernietigd wegens strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het motiveringsbeginsel. Reden daarvan was dat niet gemotiveerd was waarom de beslissing(en) tot toekenning van de WAO-uitkering(en), die tot de verhoogde vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie hadden geleid, juist was respectievelijk waren. Wij hebben u hierover bericht in Arbeidsrecht Aktueel nummer 25. Uit een mededeling van 12 maart 1999 blijkt dat het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv) het tegen deze uitspraak ingestelde voorlopige hoger beroep intrekt. Uit de mededeling blijkt verder dat de rechtbank Almelo op 18 november 1998 nog twee gelijksoortige uitspraken uitspraken heeft gedaan, die kennelijk niet in de vakliteratuur zijn gepubliceerd. Ook het tegen deze uitspraken ingestelde voorlopige hoger beroep wordt ingetrokken. Veel van onze cliënten die met een verhoogde vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie werden geconfronteerd, hebben daartegen op ons advies bezwaar aangetekend. Uit het feit dat het Lisv zich bij de bovengenoemde rechterlijke uitspraken neerlegt, blijkt dat dit op zichzelf terecht was. Toch mogen deze cliënten er nog niet van uit gaan dat nu ook hun bezwaar wordt toegewezen en dat zij het verhoogde deel van de gedifferentieerde WAO-premie niet behoeven te betalen. Het Lisv heeft namelijk aangekondigd in lopende en nieuwe bezwaar- en beroepszaken alsnog te zullen overgaan tot het geven van inzicht in de gegevens die hebben geleid tot toekenning van de WAO-uitkeringen die tot verhoogde premievaststelling hebben geleid. Omdat daartoe de overlegging van medische gegevens van de werknemer noodzakelijk is en artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer) de overlegging van die gegevens verbiedt, is daartoe de toestemming van de werknemer noodzakelijk. Als regel zal de werknemer deze toestemming niet willen geven. Voor dat geval denkt het Lisv de werkgever het vereiste inzicht in eerste instantie te geven door middel van een “transcriptie” van de betreffende gegevens. De “transcriptie” (een soort samenvatting) is door de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 15 februari 1995 ten aanzien van de zogenaamde “malus” (waarbij eveneens sprake was van strijd tussen het recht op een eerlijk proces van de werkgever -artikel 6 EVRM- en het recht op privacybescherming van de werknemer –artikel 8 EVRM-) geopperd als mogelijkheid om de werkgever, althans in eerste instantie, te overtuigen van de juistheid van de beslissing tot toekenning van de WAO-uitkering met respectering van het recht op privacybescherming van de werknemer. Het Lisv stelt zich op het standpunt dat de werkgever na ontvangst van de transcriptie van de medische stukken gemotiveerd moet aangeven waarom deze transcriptie onvoldoende inzicht biedt in de gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan de premiebeslissing waartegen hij bezwaar heeft gemaakt. Doe hij dat dan zullen de medische stukken worden verstrekt aan een arts/gemachtigde, die door de werkgever wordt aangewezen (maar die ten opzichte van de werkgever aan zijn medisch beroepsgeheim is gebonden). Alleen indien en voor zover een gemotiveerd bezwaar van de werkgever ook dan niet weerlegd kan worden, dient verhoogde vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie volgens het Lisv achterwege te blijven.


Commentaar

Met de bovengenoemde standpuntbepaling geeft het Lisv aan in te zien dat hij met de tot nu toe gehanteerde werkwijze in een doodlopende straat was beland. Het Lisv gooit het daarom over een andere boeg, in de hoop daardoor tot een betere uitkomst te komen. Met recht kan dus worden gesproken van “reculer pour mieux sauter”: een stapje terug om vervolgens een sprong voorwaarts te kunnen maken.Tegen de inschakeling van de arts/gemachtigde menen wij belangrijke, aan artikel 6 EVRM ontleende bezwaren te kunnen aanvoeren. Om zo ver te komen dient echter eerst de barrière van de “transcriptie” van de medische gegevens te worden genomen. De Centrale Raad van Beroep heeft immers in zijn malusuitspraak aangegeven dat hierin een mogelijkheid kan liggen om de werkgever –met eerbiediging van het recht van de werknemer op privacybescherming- in eerste instantie te overtuigen van de juistheid van de toekenning van de WAO-uitkering en dat een nadere beoordeling door de rechter slechts mogelijk is als de werkgever vervolgens gemotiveerde bezwaren naar voren brengt. Vervolgens dient de rechter te beoordelen in hoeverre de kennisname van bepaalde stukken door de werkgever moet worden beperkt of uitgesloten vanwege de privacybescherming van de werkgever. Dat kan ertoe leiden dat het Lisv niet in staat is de toekenning van de WAO-uitkering deugdelijk te motiveren, waarna de daarop gebaseerde verhoogde vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie achterwege zou dienen te blijven. Voor reeds lopende bezwaar- en beroeps- procedures betekent de nadere standpuntbepaling van het Lisv, dat een aanmerkelijk genuanceerdere behandeling van de bezwaar- en beroepsprocedure noodzakelijk zal zijn. In elk geval afzonderlijk zal door het Lisv een “transcriptie” gemaakt moeten worden, waarna de werkgever in elk geval afzonderlijk gemotiveerde bezwaren naar voren moet brengen, om deze aan de rechter te kunnen voorleggen. Daarbij is van belang of de transcriptie de werkgever inderdaad voldoende inzicht biedt in het waarom van de toekenning van de WAO-uitkering. Voor de beoordeling van de vraag of het Lisv nog op zijn schreden terug kan keren en kan overgaan tot het alsnog geven van een transcriptie, is de stand van de bezwaar- of beroepsprocedure van belang. Ook de termijn waarbinnen de transcriptie wordt gegeven kan een rol spelen. Daarnaast is niet alleen van belang of en in hoeverre de WAO-uitkering terecht is toegekend, maar ook of en in hoeverre de WAO-uitkering vervolgens terecht op een bepaald bedrag is gehandhaafd. Dat betekent dat ook inzicht gegeven moet worden in de door het Lisv gevolgde procedure (tot 1 maart 1996 ook over het eerste Ziektewetjaar), in de daarbij relevante gegevens over de mogelijkheid tot het verrichten van passende arbeid en reïntegratie, in de timing van een eventuele afschatting van de werknemer (verminderde arbeidsongeschiktheid) en op de daarbij gegunde uitlooptermijn. Uit het bovenstaande mag worden afgeleid dat er nog steeds reële mogelijkheden zijn om aan de verhoogde vaststelling van gedifferentieerde WAO-premie te ontkomen, maar dat een meer individuele benadering gevolgd zal worden, zodat ook de kosten van de bezwaar- of beroepsprocedure hoger zullen zijn.