Eenzijdige wijziging reiskostenregeling na fusie

Eenzijdige wijziging reiskostenregeling na fusie
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2000 / 43
Vindplaats: Zie: kantonrechter Deventer 15 juni 2000, JAR 2000/226
Uitspraak

De heer B. is sinds 1961 als productiemedewerker in dienst bij een grote onderneming. Tot 1987 is het woon/werkverkeer door de werkgever verzorgd met busjes. Vanaf 1987 kreeg de heer B. een reiskosten-vergoeding per gewerkte dag, berekend op basis van het maandtarief voor openbaar vervoer per trein. Deze vergoeding was deels belast. De onderneming waarin de heer B. werkt, fuseert in 1995 met twee andere ondernemingen en de werkgever wil de verschillende arbeidsvoorwaarden harmoniseren. Met instemming van de centrale ondernemingsraad wordt een nieuwe reiskostenregeling voor het hele concern vastgesteld. De regeling houdt in dat de fiscaal toegestane vergoeding voor eigen vervoer of de kosten op basis van openbaar vervoer, laagste tarief (berekend op basis van een maandabonnement omgerekend naar het aantal gewerkte dagen in de loonperiode), betaald wordt. Voor de werknemers die er op achteruitgaan, zoals de heer B. die aangewezen is op vervoer per eigen auto, wordt gedurende zes maanden 50% van het verschil bijgepast.
Volgens de kantonrechter kan de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden niet door de beugel. Hij constateert dat de werkgever zich niet de bevoegdheid heeft voorbehouden om de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. Verder kan volgens de kantonrechter de instemming van de centrale ondernemingsraad niet treden in de plaats van de instemming van de heer B, met wie niet eens overleg is gevoerd. Door de werkgever is ook beroep gedaan op onvoorziene omstandigheden. De kantonrechter overweegt vervolgens dat de Hoge Raad weliswaar heeft geoordeeld dat de werknemer ten aanzien van de inhoud van de werkzaamheden en de tijdstippen waarop deze moeten worden verricht in het algemeen positief behoort in te gaan op redelijke voorstellen van de werkgever die verband houden met gewijzigde omstandigheden op het werk en dat hij voorstellen slechts mag afwijzen wanneer aanvaarding redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd, maar volgens de kantonrechter moet de werkgever dan wel een zwaarwichtig belang aantonen. Zelfs wanneer de wens tot harmonisatie van arbeidsvoorwaarden een zwaarwichtig belang zou zijn, dan zou het wijzigingsvoorstel echter volgens de kantonrechter nog niet redelijk zijn, omdat de heer B. 25 jaar lang gratis vervoerd is, vervolgens een redelijk kostendekkende vervoers-vergoeding heeft gekregen en nu genoegen zou moeten nemen met een zelfs bij benadering niet kostendekkende vergoeding. De kantonrechter constateert dat de werkgever de redelijkheid van het voorstel niet voldoende heeft onderbouwd en komt niet toe aan de afweging of de aanvaarding van dat voorstel in redelijkheid van de heer B. kan worden gevergd. De door de werkgever gevorderde toestemming tot toepassing van de gewijzigde reiskosten-regeling en het gevorderde gebod aan de heer B. om die toepassing te gedogen, worden geweigerd.


Commentaar

De uitspraak is interessant omdat een verband wordt gelegd tussen het wetsartikel dat bepaalt dat een contractueel bedongen bevoegdheid tot eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden alleen kan worden ingeroepen in geval van een zwaarwichtig belang van de werkgever en het recente arrest van de Hoge Raad waarin is uitgesproken dat een werknemer in beginsel positief behoort in te gaan op voorstellen van de werkgever tot wijziging van arbeidsvoorwaarden die verband houden met gewijzigde omstandigheden op het werk. Ook al wijst de kantonrechter in dit geval de vordering van de werkgever af: het lijkt er op dat een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden op het arrest van de Hoge Raad kan worden gebaseerd, in gevallen waarin de mogelijkheid tot eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden niet uitdrukkelijk is bedongen. Niettemin blijft het raadzaam een eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen.