Na aanvang arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgelegd proeftijdbeding rechtsgeldig

Na aanvang arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgelegd proeftijdbeding rechtsgeldig
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2003 / 74
Vindplaats: Kantonrechter Gouda 21 november 2002, KG 2002/310
Uitspraak

Een werkgever maakt in mei 2002 mondelinge afspraken met een mevrouw, die inhouden dat deze mevrouw met ingang van 1 juni 2002 als office-manager in dienst zal treden. Begin juni 2002 legt de werkgever een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan de werkneemster ter ondertekening voor. De werkneemster heeft deze arbeidsovereenkomst niet ondertekend, omdat zij stelt dat afgesproken was dat zij niet voor de duur van twaalf maanden (met een proeftijd van twee maanden), maar voor onbepaalde tijd (met een proeftijd van twee maanden) in dienst zou komen, omdat het in de arbeidsovereenkomst vermelde salaris niet klopte en omdat zij nog een aantal wijzigingen in de arbeidsovereenkomst opgenomen wenste te zien. Op 15 juni 2002 vindt een bespreking tussen partijen plaats, waarbij wordt overeengekomen dat in de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen dat de werkneemster voor onbepaalde tijd in dienst treedt met het salaris dat volgens de werkneemster was afgesproken. Een aangepaste arbeidsovereenkomst is volgens de werkgever op 16 juni 2002 ten huize van de werkneemster bezorgd, welke echter stelt het pas op 23 of 24 juni 2002 te hebben ontvangen. Op 30 juni 2002 heeft de werkneemster de arbeidsovereenkomst ondertekend en aan het woonhuis van de directeur van de werkgever bezorgd. Daarbij heeft de werkneemster een gespreks-notitie van de bespreking van 15 juni 2002 gevoegd en een aantal kritische opmerkingen over en voorstellen betreffende de werkwijze binnen de organisatie van het bedrijf van de werkgever. Op de avond van 3 juli 2002 heeft één van de directeuren van de werkgever zich naar de woning van de werkneemster begeven en haar met onmiddellijke ingang ontslag aangezegd, omdat het naar het oordeel van de directie van de werkgever niet klikte tussen partijen als gevolg van een verschil van visie op de bedrijfsvoering. De werkneemster betwist het ontslag en vordert bij wijze van voorlopige voorziening dat de kantonrechter de werkgever veroordeelt tot loondoorbetaling, omdat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, nu het proeftijdbeding niet bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen.De kantonrechter stelt vast dat het proeftijdbeding schriftelijk is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst van 30 juni 2002. In het oordeel dat het proeftijd-beding niet rechtsgeldig is vanwege het feit dat het enkele weken na aanvang van het dienstverband is ondertekend, zegt de kantonrechter de werkneemster niet te kunnen volgen. De kantonrechter wijst er op dat de werkneemster begin juni 2002 een arbeidsovereenkomst heeft ontvangen met een proeftijd-beding en dat zij over die arbeidsovereenkomst tal van opmerkingen heeft gemaakt, maar niet ten aanzien van het proeftijdbeding. Dit proeftijdbeding is dan ook ongewijzigd overgenomen in de uiteindelijk ondertekende tweede versie van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster was bij deze gang van zaken vrijwel van aanvang af op de hoogte van het feit dat de werkgever er van uitging dat een proeftijd van twee maanden zou gelden en dat de werkgever dit schriftelijk wenste vast te leggen. Bovendien is de kantonrechter van mening dat de werkneemster, gesteld al dat een latere schriftelijke vastlegging van het proeftijdbeding in zijn algemeenheid niet toelaatbaar zou zijn, zich dan daarop niet meer kan beroepen, omdat zij in haar gespreksnotitie uitdrukkelijk heeft bevestigd dat een proeftijd van twee maanden zou gelden.


Commentaar

Sinds de “flexwet” van 1 januari 1999 moet een proeftijdbeding, om rechtsgeldig te zijn, schriftelijk zijn overeengekomen. De vraag is of de schriftelijke vastlegging ook na aanvang van de arbeidsovereenkomst nog kan plaatsvinden. Eerder oordeelde de kantonrechter te Heerlen (6 juni 2001, JAR 2001, 135) dat een proeftijdbeding alleen rechtsgeldig is als de schriftelijke vastlegging vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden. Deze beslissing werd echter naar onze inschatting zeer ingekleurd door de omstandigheid dat het een werkgever betrof, die de werknemer op de laatste dag van de proeftijd nog een schriftelijke arbeidsovereenkomst met proeftijdbeding liet tekenen en hem vervolgens direct ontsloeg. Wij hebben ons steeds afgevraagd of een proeftijdbeding niet toch rechtsgeldig zou kunnen zijn, als de werkgever tijdig een schriftelijke arbeidsovereenkomst met proeftijdbeding aan de werknemer zou voorleggen, maar de schriftelijke vastlegging achterwege blijft, omdat de werknemer treuzelt met het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst, terwijl inmiddels wel de arbeidsovereenkomst is aangevangen. Als het vonnis van de kantonrechter te Gouda maatgevend is, zou een proeftijdbeding ook dan rechtsgeldig zijn, als de werknemer uiteindelijk maar getekend heeft. Het blijft echter verstandig te zorgen dat een arbeidsovereenkomst tijdig vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst ter onder-tekening aan de werknemer wordt toegezonden en dat de werkgever er op toe ziet dat deze ook vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst getekend retour wordt ontvangen. Als de werknemer immers weigert te ondertekenen en de arbeidsverhouding zou al zijn aangevangen, dan is er in elk geval geen rechtsgeldig proeftijdbeding en kan de werknemer bovendien (behoudens tegenbewijs door de werkgever, bijvoorbeeld door middel van getuigen of correspondentie) stellen voor onbepaalde tijd in dienst te zijn getreden!