Ontbinding arbeidsovereenkomst van werknemer die vijf jaar arbeidsongeschikt is

Ontbinding arbeidsovereenkomst van werknemer die vijf jaar arbeidsongeschikt is
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2004 / 97
Vindplaats: Kantonrechter Middelburg 1 april 2004, www.rechtspraak.nl, LJN-nummer AO7386
Uitspraak

Een in 1971 geboren werkneemster is op 1 december 1990 in dienst getreden bij een verzekeringsmaatschappij. In 1997 wordt zij arbeidsongeschikt als gevolg van complicaties tijdens haar tweede zwangerschap. Op dat moment werkt zij gedurende 24 uur als winkelmedewerkster in een verzekeringswinkel. Tijdens de zwangerschap sluit de verzekeringsmaatschappij een aantal verzekeringswinkels, waaronder die waar de werkneemster werkzaam is. Pas op 4 juli 1998 wordt een reïntegratieplan opgesteld. Op 22 juli 1998 stuurt GAK Nederland B.V. de werkneemster een formulier voor de aanvraag van een WAO-uitkering. De werkneemster vraagt die WAO-uitkering echter niet aan, volgens haar op verzoek van de personeelsfunctionaris van de verzekeringsmaatschappij, maar dat wordt door de verzekeringsmaatschappij betwist. Bij gebreke van aanvraag van een WAO-uitkering blijft een WAO-keuring uit. Pas eind 2002 komt een P&O-adviseur van de verzekeringsmaatschappij er achter dat de werkneemster nog steeds op de loonlijst van de verzekeringsmaatschappij staat.

De verzekeringsmaatschappij schakelt dan een reïntegratiebedrijf in, dat in april 2003 constateert dat de werkneemster minder dan 75% van de voltijdsfunctie kan vervullen. Omdat de werkneemster een administratief beroep wil, wordt een stageplaats gevonden voor balie- en receptiewerk, en start zij cursussen voor Word en Excel. Wegens buikklachten kan de werkneemster echter maar drie dagdelen per week werken in plaats van de 24 uur die zij voorheen werkte. Als gevolg van privé-omstandigheden staakt de werkneemster de stage op 1 december 2003. De stage wordt uiteindelijk niet afgemaakt, maar de cursussen worden wel hervat en succesvol afgesloten.

Omdat reïntegratie bij de verzekeringsmaatschappij niet mogelijk is vanwege de reisafstand naar de dichtstbijzijnde verzekeringswinkel (welke reisafstand de maximum reistijd te boven gaat die de werkneemster om medische redenen mag afleggen), vraagt de verzekeringsmaatschappij ontbinding van de arbeidsovereenkomst, na eerst tevergeefs betaling van een ontslagvergoeding conform de kantonrechtersformule met correctiefactor 1 (een zogenaamde "neutrale" ontbinding, dat wil zeggen: uitgaande van redenen die noch aan de ene, noch aan de andere partij te wijten zijn) en voortzetting van het reeds ingezette reïntegratietraject te hebben aangeboden. Aanvankelijk biedt de verzekeringsmaatschappij ook in het verzoekschrift nog aan een ontslagvergoeding te betalen, maar dat aanbod wordt ter zitting ingetrokken.

De werkneemster verzet zich tegen de gevraagde ontbinding. Zij verwijt de verzekeringsmaatschappij dat zij ondanks een aanmerkelijke mate van arbeidsongeschiktheid geen WAO-uitkering heeft (inmiddels heeft zij een aanvraag ingediend, maar zij wijst op de mogelijkheid dat die zal worden geweigerd omdat zij wellicht de noodzakelijke informatie niet meer kan verschaffen) en wil dat de verzekeringsmaatschappij daarom eerst een periode lang haar loonderving vergoedt. Bij gebreke daarvan vraagt zij de kantonrechter om ontbinding op een termijn van een half jaar om in die tijd een meer passende mogelijkheid tot reïntegratie te hebben. Voor het geval de kantonrechter ook daar niet toe bereid is, vraagt zij toekenning van een ontslagvergoeding die eens zo hoog is als die welke de verzekeringsmaatschappij aanvankelijk aanbiedt (correctiefactor 2).
De kantonrechter ontbindt uiteindelijk de arbeidsovereenkomst zonder een ontslagvergoeding toe te kennen. Hij acht aannemelijk dat de verzekeringsmaatschappij destijds ten onrechte geadviseerd heeft om geen WAO-uitkering aan te vragen, maar vindt dat de verzekeringsmaatschappij voldoende gedaan heeft om die fout te herstellen door het loon aan de werkneemster zeseneenhalf jaar door te betalen, zonder dat de werkneemster arbeid heeft verricht, terwijl de CAO de verzekeringsmaatschappij slechts verplicht tot betaling van 100% gedurende achttien maanden. De verzekeringsmaatschappij heeft toegezegd de onverschuldigd betaalde 30% van het loon niet terug te zullen vorderen. De werkneemster is door deze onverplichte loonbetalingen volgens de kantonrechter voldoende gecompenseerd voor het risico dat zij loopt ten aanzien van het verkrijgen van een WAO-uitkering. Als gevolg van de verstreken tijd sinds het aanbod van de verzekeringsmaatschappij om een ontslagvergoeding te betalen (in welke tijd het loon volledig doorbetaald is) behoeft de verzekeringsmaatschappij dat nu niet alsnog te doen.


Commentaar

Niet iedere werkgever zal vier jaar lang niet ontdekken dat nog loon betaald wordt aan een "vergeten" werknemer. Maar wat wel vaak wordt vergeten is het na twee jaar arbeidsongeschiktheid aanvragen van een ontslagvergunning. Als de werknemer dan geheel of gedeeltelijk van zijn arbeidsongeschiktheid herstelt, is het aan de werkgever om de werknemer dan arbeid aan te bieden. In beginsel zal dat de eigen arbeid van de werknemer dienen te zijn (ook al zal inmiddels een vervangende werknemer zijn aangenomen), maar als de werknemer zijn eigen werk niet kan doen, moet desnoods passende arbeid worden aangeboden. Betreft het een werknemer die na 1 januari 2003 arbeidsongeschikt is geworden, dan moet de werkgever zelfs een reïntegratiebedrijf inschakelen om passend werk bij een andere werkgever te zoeken, als dat binnen de eigen onderneming niet voorhanden is. Door tijdig een ontslagvergunning te vragen, kan een werkgever dit alles voorkomen.