Ontslag wegens weigering bedrijfskleding te dragen

Ontslag wegens weigering bedrijfskleding te dragen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2005 / 111
Vindplaats: Kantonrechter ’s-Gravenhage 18 augustus 2005, JAR 2005/212
Uitspraak

Bij een winkelketen die zich bezig houdt met de verkoop van alcoholische drank wordt met ingang van 1 december 2004 het dragen van bedrijfskleding bestaande uit een zacht geel overhemd en een bordeaux rode sloof verplicht gesteld (de meer geoefende drinkers onder de lezers mogen nu raden naar de naam van de keten). Een 53-jarige werkneemster die sinds 1996 als verkoopmedewerkster in één van de filialen werkzaam is, is in een aantal gesprekken tevergeefs door de winkelmanager verzocht de bedrijfskleding te dragen. Bij brief van 19 mei 2005 wordt de werkneemster nog tot 31 mei 2005 de tijd gegeven om aan de bedrijfskleding te wennen. Voor het geval zij daarna de bedrijfskleding niet mocht dragen worden disciplinaire maatregelen aangezegd. Op 26 mei 2005 meldt de werkneemster zich ziek, waarna op 2 juni 2005 een gesprek volgt. Bij brief van 7 juni 2005 deelt de werkneemster mede dat zij haar werkzaamheden wil hervatten, maar zonder bedrijfskleding. De winkelketen reageert daarop door bij brief van 15 juni 2005 te blijven vasthouden aan het dragen van de bedrijfskleding. Als de werkneemster op 20 juni 2005 haar werk na arbeidsongeschiktheid hervat zonder de bedrijfskleding te dragen, krijgt zij bij brief van 23 juni 2005 nog één maal de gelegenheid haar werkzaamheden met bedrijfskleding te hervatten. Als zij dat niet doet, wordt zij de dag daarna op non-actief gesteld.


De werkgeefster vraagt daarop aan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werkneemster verweert zich door te stellen dat zij het overhemd ongekleed vindt, omdat het enigszins doorschijnend is, en dat zij de sloof niet vindt staan als zij een korte rok aan heeft. De eis om bedrijfs-kleding te dragen vindt zij onredelijk, na vele jaren van onbesproken dienstverband.


De kantonrechter stelt vast dat de kleding een zekere ambachtelijke uitstraling heeft, niet modieus is, maar zeker niet onwelgevoeglijk. Het voorschrijven van bedrijfskleding in de marktsector is volgens de kantonrechter niet ongebruikelijk, en in dit geval maakt het onderdeel uit van de marktstrategie van de winkelketen. De kantonrechter vindt het dragen van bedrijfskleding een legitiem belang van de werkgever en geen onaanvaardbare aantasting van het privé-leven van de werkneemster. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zonder vergoeding, maar, gelet op de twee maanden opzegtermijn die de CAO kent, wel pas na het verstrijken van de bij opzegging geldende opzegtermijn.


Commentaar

De werkgever was in dit geval erg geduldig geweest met de werkneemster. Dat zal hebben bijgedragen aan de positieve uitkomst van de beschikking van de kantonrechter, en was dus verstandig. Tegelijkertijd dringt de vraag zich op waarom achtereenvolgens meerdere gesprekken, een brief met een gewenningstermijn een ziekmelding en nog twee brieven van de werkgever, waarvan één met een laatste termijn, nodig zouden moeten zijn om de werkneemster ertoe te brengen te voldoen aan een instructie van de werkgever, die begrijpelijk en geenszins ongebruikelijk is.