Werknemer niet arbeidsongeschikt geacht ondanks andersluidend deskundigenoordeel van het UWV

Werknemer niet arbeidsongeschikt geacht ondanks andersluidend deskundigenoordeel van het UWV
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2007 / 134
Vindplaats: Kantonrechter Haarlem 20 december 2006, www.rechtspraak.nl, ljn: AZ5326

Uitspraak

Een werknemer is sinds 1980 in dienst bij een productiebedrijf als hij tijdens een vakantie in Marokko in december 2004 ziek wordt. Op 17 december 2004 meldt hij zich met schouder- en maagklachten bij een arts van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (de Marokkaanse tegenhanger van het UWV, die krachtens verdrag de controle voor het UWV verzorgt van verzekerden die in Marokko verblijven). Deze arts acht de werknemer van 17 december 2004 tot 28 december 2004 arbeidsongeschikt. Op 5 januari 2005 wordt de werknemer beoordeeld door de bedrijfsarts. Die concludeert dat hij niet over voldoende informatie beschikt om uit te gaan van een arbeidsongeschiktheid gedurende een periode van twaalf dagen.

De werknemer besluit daarop 40 uren van het vakantietegoed van de werknemer af te boeken. De werknemer vraagt op 15 juni 2005 een deskundigenoordeel aan het UWV. Het UWV komt drie maal tot een oordeel. Op 19 juli 2005 oordeelt het UWV dat de werknemer op 28 december 2004 ongeschikt was voor zijn werk als metaalbewerker bij Randstad Uitzendbureau B.V. (een kennelijke vergissing aangezien de werknemer niet in die functie bij dat uitzendbureau werkt). Op 12 december 2005 oordeelt het UWV dat de werknemer ongeschikt is voor zijn eigen werk als metaalbewerker bij de werkgever. Die functie heeft de werknemer echter niet bij de werkgever. Op 4 april 2006 oordeelt het UWV dan tenslotte dat de werknemer van 17 december 2004 tot en met 28 december 2004 ongeschikt was voor zijn eigen werkzaamheden.

De kantonrechter moet beoordelen of meer gewicht moet worden toegekend aan het oordeel van de bedrijfsarts dan wel aan het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV. De kantonrechter is van mening dat het deskundigenoordeel niet zo maar terzijde kan worden gesteld vanwege het enkele feit dat het afwijkt van het oordeel van de bedrijfsarts, omdat dat het aanvragen van een deskundigenoordeel zinloos zou maken. Om het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV terzijde te stellen zijn bijkomende feiten en omstandigheden nodig. Die vindt de kantonrechter in het feit dat het deskundigenoordeel van het UWV slechts gebaseerd is op gegevens die door de werknemer zijn aangedragen. Met name heeft het UWV niet de werkgever en de arbodienst geraadpleegd. Ook het feit dat het deskundigenoordeel pas een half jaar na de rapportage van de bedrijfsarts is opgesteld en geen enkel inzicht geeft in de totstandkoming ervan doen de balans voor de kantonrechter in het voordeel van het oordeel van de bedrijfsarts doorslaan. De vordering van de werknemer om afschrijving van vakantiedagen ongedaan te maken wordt afgewezen.


Commentaar

Deskundigenoordelen van het UWV lijden nogal eens aan de gebreken die de kantonrechter ook in het onderhavige geval constateert. Vaak is de werknemer voor de verzekeringsarts de enige bron van informatie en zijn de werkgever en (belangrijker) de bedrijfsarts niet geraadpleegd. Inzicht in de totstandkoming van het deskundigenoordeel wordt slechts zelden gegeven. Bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de WAO of WIA is een uitvoerig protocol voorgeschreven dat juist ten doel heeft om inzicht te bieden in de totstandkoming van het oordeel. Waar het deskundigenoordeel als het goed is toch een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling "in het klein" is (vaststelling van ziekte of gebrek en daaruit voortvloeiende beperkingen bij het verrichten van de eigen arbeid) zou minstens een summier inzicht in de totstandkoming van het deskundigenoordeel verwacht mogen worden. Vaak is dan ook nog de arbeidsongeschiktheid per een verkeerd tijdstip beoordeeld. Het is daarom goed dat de kantonrechter het deskundigenoordeel kritisch tegemoet treedt en niet slechts afgaat op de veronderstelde deskundigheid van een bestuursorgaan als het UWV.
Merkwaardig is dat de afschrijving van vakantiedagen wordt toegestaan. De werkgever die van mening is dat zijn werknemer ten onrechte wegens ziekte verzuimt, kan weigeren het loon te betalen. Vakantiedagen kunnen slechts worden afgeschreven als de werknemer te kennen geeft die te willen opnemen en niet ook omdat de werknemer ten onrechte verzuimt. Wellicht had de werknemer op dat punt geen verweer gevoerd en dan staat het de rechter niet vrij buiten de grenzen van het geschil te treden en de vordering toe te wijzen op andere gronden dan die welke door de werknemer waren aangevoerd.