Overgang onderneming bij nieuwe huurder op andere locatie

Overgang onderneming bij nieuwe huurder op andere locatie
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 159
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 22 oktober 2008, www.rechtspraak.nl ljn: BG1311
Uitspraak

In een ziekenhuis wordt door een zelfstandig ondernemer een winkel annex koffieshop geëxploiteerd. Deze heeft daartoe een huurovereenkomst gesloten met het ziekenhuis. Als het ziekenhuis gaat verhuizen naar een andere locatie zegt het ziekenhuis die huurovereenkomst op, omdat de exploitant te kennen had gegeven af te zien van verhuizing van zijn onderneming naar de nieuwe locatie. Het ziekenhuis start daarop een aanbestedingsprocedure die leidt tot een “samenwerkingsovereenkomst” tussen het ziekenhuis en een grote cateraar als gevolg waarvan deze cateraar het management en de exploitatie van de winkel en de horecavoorzieningen op de nieuwe locatie zal gaan verzorgen. Met de oude huurder wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten op grond waarvan het ziekenhuis de huurder een bedrag van 50.000 euro betaalt als vergoeding voor achter te laten voorraad, omzetderving wegens verminderd bezoek in de laatste weken voor de verhuizing, extra personeelskosten en overig ongerief als gevolg van de verhuizing van het ziekenhuis. Het ziekenhuis verklaart zich later bereid niet alleen de onverkochte voorraden maar ook de inventaris over te nemen. Als blijkt dat de huurder claimt dat zijn werknemers wegens een overgang van onderneming van rechtswege bij het ziekenhuis in dienst zullen treden ziet het ziekenhuis echter af van overname van voorraad en inventaris. De oude huurder vraagt bij het CWI voor zijn personeel een ontslagvergunning maar die wordt vooralsnog geweigerd omdat nog niet kan worden uitgesloten dat sprake is van een overgang van onderneming.

Als een aantal werknemers in kort geding van zowel de oude huurder, het ziekenhuis en de cateraar tewerkstelling en loonbetaling vordert, moet de kantonrechter oordelen of sprake is van de overgang van de onderneming van de oude huurder naar de cateraar. Dat is volgens de wet en jurisprudentie het geval als sprake is van een overgang ten gevolge van een overeenkomst van een economische eenheid die bij die overgang haar identiteit behoudt.

Dat sprake is van een economische eenheid is niet betwist. Wel dat sprake is van een overeenkomst, omdat er geen overeenkomst is tussen de cateraar en de oude huurder. De kantonrechter verwerpt echter dat verweer. Op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG (die van belang is omdat de betreffende wetsbepaling is gebaseerd op een Europese Richtlijn) moet de eis dat aan de overgang een overeenkomst ten grondslag ligt ruim worden opgevat. Ook voldoende is dat een transactie in twee fasen geschiedt: eerst de opzegging van de huurovereenkomst door het ziekenhuis en vervolgens het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst met de cateraar.

De cateraar had ook aangevoerd dat de overeenkomst met de cateraar een ander karakter had dan de huurovereenkomst met de oude huurder en dat sprake was van een ander concept van bedrijfsvoering (zelfbediening). Ook dat verweer overtuigt de kantonrechter niet, omdat in beide gevallen sprake is van een financieel belang bij de exploitatie en van afhankelijkheid van de kaders die door het ziekenhuis worden gesteld.

De belangrijkste vraag is of bij de overgang sprake is van behoud van identiteit. Dat moet worden beoordeeld aan de hand van alle feitelijke omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien. De kantonrechter hecht daarbij geen belang aan het feit dat uiteindelijk geen activa zijn overgenomen, omdat dit aanvankelijk wel de bedoeling was en uiteindelijk slechts is nagelaten om te voorkomen dat de cateraar het personeel van de oude huurder in dienst zou krijgen. Ook het feit dat geen andere werknemers in dienst van de cateraar zijn gekomen, wordt om die reden niet van belang geacht. Immateriële activa, zoals kennis van recepten of ervaring met omgang van patiënten, acht de kantonrechter niet relevant omdat dat door partijen niet is aangevoerd.

De kantonrechter constateert dat de aard van de onderneming gelijk is gebleven, namelijk de verkoop van drank en eenvoudige gerechten aan personeel, patiënten en bezoekers van het ziekenhuis. Hetzelfde geldt voor de winkel. Dat sprake is van een andere locatie vloeit volgens de kantonrechter slechts voort uit de verhuizing van het ziekenhuis en houdt geen verband met de overgang van de onderneming. Ook de andere wijze van inkoop en financiële huishouding wordt buiten beschouwing gelaten omdat die niet de kern van de activiteiten van de onderneming raakt. De kantonrechter wijst daarom de vorderingen van de werknemers toe.


Commentaar

Het vonnis van de kantonrechter toont aan dat de bescherming die werknemers bij een overgang van onderneming genieten, veel verder gaat dan veelal gedacht wordt. Of sprake is van de overgang van een onderneming als gevolg waarvan alle rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst overgaan op de verkrijger van de onderneming, hangt er van af of op grond van alle feitelijke omstandigheden gezegd kan worden dat de onderneming bij de overgang zijn “identiteit” heeft behouden. Misschien kan dat het beste aldus worden begrepen dat als het er aan de buitenkant zo uit ziet dat vóór en na de overgang sprake is van dezelfde onderneming, de werknemers dan kunnen claimen dat zij bij de verkrijger van die onderneming in dienst zijn gekomen.