Arbeidsongeschikte werknemer weigert passende arbeid omdat werkgever vervoer niet regelt

Arbeidsongeschikte werknemer weigert passende arbeid omdat werkgever vervoer niet regelt
Datum: 24-08-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 229
Vindplaats: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3341
Uitspraak

Een werkneemster die tijdens ziekte aangepaste werkzaamheden moest verrichten bij een andere werkgever en weigerde die werkzaamheden te verrichten omdat de werkgever niet voor vervoer naar die andere werkgever zorgde, ving bij de rechter bot toen zij op kwam tegen de weigering van de werkgever om loon tijdens ziekte te betalen.
Het betrof een werkneemster die sinds 4 januari 2006 (en inmiddels voor onbepaalde tijd) als uitzendkracht in dienst was bij een uitzendorganisatie en die fulltime werkzaam was geweest als champignonplukster toen zij op 2 november 2009 met rugklachten arbeidsongeschikt werd voor dat werk. Vanaf 20 september 2010 tot begin 2011 is zij in het kader van de re-integratie gedurende twee uur per dag en vijf dagen per week schoonmaakwerkzaamheden gaan verrichten voor een schoonmaakbedrijf. Zij deed dat samen met andere werknemers die door het uitzendbureau bij het schoonmaakbedrijf waren gedetacheerd. Zij reed met deze andere werknemers mee van en naar de werkplek. Toen de mogelijkheid van het meereizen met andere werknemers verviel heeft de werkneemster zich ziek gemeld. De uitzendorganisatie heeft vervolgens andere werkzaamheden (eenvoudig vouwwerk van kartonnen) op een andere locatie aangeboden, maar de werkneemster heeft deze werkzaamheden niet verricht. Met ingang van 18 februari 2011 weigert de uitzendorganisatie de loondoorbetaling wegens de weigering van passende arbeid. Vanaf 2 mei 2011 gaat de werkneemster de schoonmaakwerkzaamheden echter weer verrichten. Zij rijdt dan mee met een buurvrouw die bij het schoonmaakbedrijf in dienst is. Op 29 maart 2011 vraagt de werkneemster een deskundigenoordeel bij het UWV aan. Pas op 17 oktober 2011 komt dat deskundigenoordeel in de vorm van een rapportage van een arbeidsdeskundige van het UWV. De schoonmaakwerkzaamheden worden daarbij niet passend geacht voor de werkneemster, maar uit de rapportage blijkt ook dat volgens de verzekeringsarts van het UWV het reizen voor de werkneemster geen probleem is.
Zowel de kantonrechter als het gerechtshof wijzen de loonvordering van de werkneemster af. Dat de schoonmaakwerkzaamheden volgens het UWV niet passend zijn voor de werkneemster, laat het gerechtshof buiten beschouwing omdat de werkneemster alleen geweigerd heeft de schoonmaakwerkzaamheden te verrichten omdat de werkgever geen vervoer aanbood. Volgens het gerechtshof was de werkgever niet verplicht vervoer aan te bieden. Toen andere werknemers niet meer bij het schoonmaakbedrijf waren gedetacheerd, mocht de uitzendorganisatie besluiten het vervoer niet langer te regelen.


Commentaar

De vraag of een werkgever verplicht is om ook vervoer ten behoeve van de werknemer te organiseren indien deze tijdens ziekte passende werkzaamheden op een andere locatie dient te verrichten, komt in de praktijk wel vaker voor. De door het UWV bij het beoordelen van de re-integratieinspanningen van de werkgever gehanteerde “Beleidsregels beoordelingskader poortwachter” geven daarover geen uitsluitsel. Daarmee is de vraag wat in redelijkheid van de werkgever mag worden verwacht. Het gerechtshof toetst in zijn arrest dan ook terecht aan de redelijkheid. Dat betekent dat de uitkomst van deze procedure vooral ook moet worden gezien in het licht van de omstandigheden van het betreffende geval. Hoewel het gerechtshof dat niet zegt, zal daarbij wel een rol hebben gespeeld dat de werkneemster ook had geweigerd de vervangende werkzaamheden te verrichten (het vouwwerk van kartonnen) en dat de werkneemster uiteindelijk de schoonmaakwerkzaamheden heeft hervat door mee te reizen met een buurvrouw, die ook eerder al bij het schoonmaakbedrijf op de betreffende locatie werkzaam was. De redelijkheid kan in verschillende gevallen verschillende eisen aan de werkgever stellen. Uit het arrest van het gerechtshof kan dus niet worden afgeleid dat werkgevers nooit verplicht zijn om het vervoer te regelen, wel dat zij daartoe in elk geval niet onder alle omstandigheden verplicht zijn.