De arbeidsovereenkomst tussen het bestuur van een stichting en de directeur van die stichting wordt door de kantonrechter ontbonden op de zogenaamde “restgrond”, omdat tussen het bestuur en de directeur een onoverbrugbaar gebleken verschil van inzicht bestaat.
Bij een gerenommeerd instituut voor hedendaagse kunst werkt sinds 1 juni 2014 een directeur, die in februari 2015 van het bestuur te horen krijgt dat de medewerkers van de stichting klagen over zijn functioneren waar het de zakelijke en leidinggevende aspecten van zijn functie betreft. Er vinden vervolggesprekken plaats, er wordt een coach aangesteld en er vindt begeleiding van de directeur plaats door bestuursleden bij een vijftal projecten. In juni 2015 wordt echter door het bestuur vastgesteld dat er geen vertrouwen meer is in een vruchtbare samenwerking en aan de directeur wordt medegedeeld dat gestreefd wordt naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De directeur verweert zich door te wijzen op zijn grote nationale en internationale artistieke status en verwijt het bestuur zich niet te realiseren hoe goed de directeur daadwerkelijk is. Als een beëindiging met wederzijds goedvinden niet haalbaar blijkt, verzoekt de stichting de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de directeur te ontbinden wegens disfunctioneren, een verstoorde arbeidsverhouding dan wel “andere omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”.
Ten aanzien van het gestelde disfunctioneren constateert de kantonrechter dat de kritiek van het bestuur weliswaar niet of nauwelijks blijkt uit schriftelijke stukken, maar dat de directeur wel op de hoogte was van de kritiek en dat hem hulp is aangeboden om aan verbetering te werken. Daarentegen ontbreekt echter weer periodieke verslaglegging van de evaluatie van het verbetertraject. Daartegenover staat dat de opstelling van de directeur een miskenning inhoudt van de ernst van de kritiek van het bestuur op zijn functioneren. Waar het bestuur kritiek heeft op het bepalen van het beleid en het leiding geven aan de uitvoering daarvan door de directeur, is de directeur van mening dat vooral zijn artistieke inbreng bepalend is. De kantonrechter ziet daarin een verschil van inzicht dat dusdanig groot is dat overbrugging niet meer mogelijk is. Daarom ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op grond van “andere omstandigheden”.
Sinds de herziening van het ontslagrecht per 1 juli 2015 kent de wet acht “redelijke gronden” op grond waarvan een arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV kan worden opgezegd of door de kantonrechter worden ontbonden. De achtste grond is een zogenaamde restgrond, waarvan tijdens de behandeling in het parlement duidelijk is gemaakt dat deze bedoeld is voor een zeer beperkt aantal restgevallen, zoals de gedetineerde werknemer en de illegale werknemer. De kantonrechter ontbindt desalniettemin op deze restgrond omdat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat daaronder ook het voorbeeld valt van de voetbaltrainer of de manager bij een verschil van inzicht over het te voeren beleid, waarbij van disfunctioneren geen sprake hoeft te zijn.