Rechtsgeldigheid concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na verlenging

Rechtsgeldigheid concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na verlenging
Datum: 21-01-2018
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2018 / 294
Vindplaats: Kantonrechter ’s-Hertogenbosch 28 december 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:6797
Uitspraak

Omdat de werkgever verzuimde in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een schriftelijke motivering op te nemen die aangeeft wat de zwaarwegende bedrijfsbelangen zijn die maken dat het concurrentiebeding noodzakelijk is, is het concurrentiebeding nietig. Toen de arbeidsovereenkomst vervolgens voor onbepaalde tijd werd voortgezet bleef het concurrentiebeding nietig, ondanks dat die motivering toen niet meer was vereist.

Bij een bedrijf dat werkzaam is in de veiligheidstechniek werkt een werknemer die op 20 oktober 2014 in dienst is gekomen voor de duur van een jaar. De arbeidsovereenkomst met hem bevatte een concurrentiebeding dat hem verbood om bij concurrerende bedrijven in dienst te treden. Bij het verstrijken van de duur van deze arbeidsovereenkomst is de arbeidsovereenkomst voor elf maanden verlengd zonder dat daarbij over het concurrentiebeding iets is bepaald. Toen deze elf maanden verstreken waren is de bestaande arbeidsovereenkomst omgezet in een vast dienstverband, waarbij een relatiebeding is toegevoegd. Op 29 november 2017 zegt de werknemer de arbeidsovereenkomst op om per 1 januari 2018 in dienst te treden bij een andere werkgever, waar hij de functie van commercieel directeur zal krijgen. Als de werkgever te kennen geeft dat de werknemer daarmee in strijd zal handelen met het concurrentiebeding, vordert de werknemer in kort geding schorsing van het concurrentiebeding. Hoewel de werkgever en werknemer over méér vragen twisten (waaronder de vraag of het bedrijf waar de werknemer in dienst is getreden een concurrent is van de werkgever), vormt de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding het belangrijkste twistpunt. Dat het concurrentiebeding in de eerste arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was, wordt door de werknemer niet betwist. Maar toen de tweede arbeidsovereenkomst in werking trad, was inmiddels de Wet werk en zekerheid in werking getreden en was het concurrentiebeding niet rechtsgeldig omdat het ging om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en omdat in de arbeidsovereenkomst desondanks geen schriftelijke motivering was opgenomen van het zwaarwegende bedrijfsbelang van de werkgever dat het opnemen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet rechtvaardigen. De werkgever had zich beroepen op het overgangsrecht, volgens welke deze nieuwe regel niet geldt voor arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid. Daarbij had de werkgever gesteld dat de eerste arbeidsovereenkomst was verlengd en dat die eerste arbeidsovereenkomst vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid was aangegaan, maar de kantonrechter was van mening dat de verlenging van de eerste arbeidsovereenkomst een tweede arbeidsovereenkomst deed ontstaan, aangezien de duur van de eerste arbeidsovereenkomst was verstreken. De kantonrechter was wel van mening dat het concurrentiebeding uit de eerste arbeidsovereenkomst ook gold voor de tweede arbeidsovereenkomst, maar oordeelde dat het tweede concurrentiebeding niet rechtsgeldig was vanwege de ontbrekende schriftelijke motivering van het zwaarwegende bedrijfsbelang van de werkgever. Toen de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werd dat nietige concurrentiebeding volgens de kantonrechter ook niet alsnog rechtsgeldig vanwege het enkele feit dat in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geen schriftelijke motivering van het zwaarwegende bedrijfsbelang is vereist. Daarom wijst de kantonrechter de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding toe.


Commentaar

In kort geding kan alleen een voorlopige voorziening worden getroffen, waardoor het niet mogelijk is de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding direct aan de orde te stellen. Wel kan worden gevorderd dat het concurrentiebeding voorlopig wordt opgeschort, waarbij de reden voor deze schorsing dan kan zijn dat vooralsnog wordt aangenomen dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is. Dat verklaart waarom in het onderhavige geval een concurrentiebeding wordt geschorst terwijl de kantonrechter van mening is dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is.
Opvallend is dat de kantonrechter overweegt dat er vaste jurisprudentie is volgens welke een schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding ook geldig is voor opeenvolgende verlengingsovereenkomsten die onder gelijkblijvende voorwaarden zijn gesloten. Naar onze mening is deze jurisprudentie echter veel minder eenduidig. Werkgevers doen er hoe dan ook verstandig aan om in elke nieuwe arbeidsovereenkomst opnieuw het concurrentiebeding op te nemen. Bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is dan ook steeds een schriftelijke motivering van het zwaarwegende bedrijfsbelang bij het overeenkomen van dat concurrentiebeding vereist.