Ontslag wegens het uiten van kritiek op het coronabeleid op LinkedIn

Ontslag wegens het uiten van kritiek op het coronabeleid op LinkedIn
Datum: 03-10-2021
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2021 / 436
Vindplaats: Kantonrechter Arnhem 24 augustus 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:4701
Uitspraak

Een werkneemster die op LinkedIn kritiek uitte op het vaccinatiebeleid dat de regering en ook de werkgever uitvoerde om de coronapandemie te bestrijden, had weliswaar recht op vrije uiting van haar mening op dat punt, maar werd toch ontslagen omdat zij bij het uitoefenen van dat recht de daarbij voor haar als werkneemster geldende grenzen had overschreden.

Bij een instelling die gespecialiseerd is in complexe zorg, is een werkneemster werkzaam in de functie van stafmedewerker kennismanagement. Zij heeft een universitaire opleiding genoten in de biomedische wetenschappen. Haar taak is het ondersteunen en ontwikkelen van kennisstructuur. Op LinkedIn heeft de werkneemster diverse berichten geplaatst waarin zij zich in krachtige bewoordingen kritisch uitlaat op het wereldwijd gevoerde coronabeleid. De ernst van de coronapandemie wordt daarin in twijfel getrokken en het toedienen van vaccinaties wordt aangemerkt als een oorlogsmisdaad (ook als dat in opdracht van een ander zou gebeuren), omdat het zou gaan om een vaccin dat experimenteel is en niet wetenschappelijk bewezen. Er zou een geheime lucratieve deal zijn gesloten tussen de overheden en de farmaceutische industrie. In een e-mailbericht aan het coronateam en de Raad van Bestuur van de werkgever roept de werkneemster op om het coronabeleid van de werkgever ten aanzien van het vaccineren van personeel en bewoners te herzien.
Daarop vindt een gesprek tussen de werkgever en de werkneemster plaats, waarin de werkgever de werkneemster vraagt om te stoppen met het posten van berichten op LinkedIn die haaks staan op het beleid van de werkgever en waarin wordt aangegeven dat het arbeidsrechtelijke gevolgen zal hebben als de werkneemster dat niet doet. De werkneemster wijst daartegenover op het haar toekomende recht op vrijheid van meningsuiting. Op een verzoek van de werkgeefster om daarover niet meer met het coronateam van de werkgeefster te communiceren reageert zij wel positief.
Een verdere discussie tussen partijen over het recht van de werkneemster om zich op LinkedIn kritisch uit te laten over het coronabeleid, leidt uiteindelijk achtereenvolgens tot een niet door de bedrijfsarts geaccepteerde ziekmelding van de werkneemster, op non-actiefstelling van de werkneemster, een niet door de werkneemster geaccepteerd voorstel van de werkgever tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een officiële waarschuwing van de werkgever om af te zien van het plaatsen van berichten op LinkedIn over het coronabeleid en een niet geslaagd mediationtraject.
Als de werkgever uiteindelijk bij de kantonrechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst indient, vordert de werkneemster in kort geding dat zij wordt toegelaten om haar werk te hervatten. Die vordering wordt toegewezen, waarna de werkneemster haar werk ook daadwerkelijk hervat. Inmiddels heeft de werkneemster dan op LinkedIn een bericht geplaatst, waarin de coronapas wordt vergeleken met een persoonsbewijs uit de Tweede Wereldoorlog en waarbij wordt vermeld dat joden niet meer in parken en cafés mochten komen. Naar aanleiding van opmerkingen van de kantonrechter tijdens het kort geding, bericht de werkneemster de werkgever dat zij haar toonzetting zal matigen en dat zij berichten op LinkedIn met een te scherpe toonzetting zal wijzigen of verwijderen.
Als de kantonrechter moet oordelen over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt vooropgesteld dat de werkneemster recht heeft op vrije meningsuiting, maar wordt daaraan toegevoegd dat dit recht niet onbegrensd is. In de arbeidsrelatie wordt het recht begrensd door de verplichting van de werkneemster om zich als een goed werkneemster te gedragen. Bij de beoordeling wanneer dat het geval is, verwijst de kantonrechter naar een arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin is bepaald dat vier aspecten daarbij een rol spelen: de aard van de meningsuiting, de motieven van de werknemer, de schade die de werkgever daardoor lijdt en de zwaarte van de opgelegde sanctie.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever moet dulden dat de werkneemster berichten plaatst waarin zij waarschuwt voor de gevaren van vaccinatie, met als doel om deel te nemen aan een discussie over het vaccinatiebeleid en de wetenschappelijke onderbouwing daarvan. Maar berichten waarin een vergelijking wordt gemaakt met de jodenvervolging en waarin mensen die meewerken aan het vaccinatiebeleid worden aangemerkt als oorlogsmisdadigers zijn niet noodzakelijk voor dat doel en kwetsend voor de collega’s die het vaccinatiebeleid van de werkgever uitvoeren. Door deze berichten te plaatsen op een zakelijk netwerk als LinkedIn, waar de werkneemster ook volgers onder collega’s heeft, en waarbij is vermeld dat de werkneemster bij de werkgever werkzaam is, heeft de werkneemster een grens overschreden. Door deze collega’s is ook bij de werkgever hierover geklaagd en daaruit blijkt dat de werkgever daardoor ook schade heeft geleden. De kantonrechter is daarom van mening dat sprake is van strijd met goed werknemerschap.
Voor wat betreft de zwaarte van de opgelegde sanctie (ontslag) overweegt de kantonrechter dat de werkneemster als academicus geacht wordt te weten hoe een wetenschappelijk debat moet worden gevoerd. Zij had moeten weten dat beledigende en veroordelende berichten in een dergelijk debat niet thuishoren. De werkneemster is daarvoor officieel gewaarschuwd, maar heeft geen bereidheid getoond om haar handelen aan te passen. Zij heeft geen afstand gedaan van eerdere berichten en geen poging gedaan om de toegebrachte schade te herstellen. Onder deze omstandigheden kan volgens de kantonrechter van de werkgever niet langer worden verlangd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden. De werkgever moet daarbij de transitievergoeding betalen. De werkneemster had nog gevraagd om de toekenning van een billijke vergoeding, maar die wordt door de kantonrechter afgewezen omdat de werkgever zich niet ernstig verwijtbaar heeft gedragen.


Commentaar

In het maatschappelijke debat over het coronabeleid van de regering wordt vaak een beroep gedaan op grondrechten. Grondrechten zijn echter nooit onbegrensd. Dat geldt ook voor het recht op vrije meningsuiting. De beschikking van de kantonrechter toont aan dat een werknemer weliswaar het recht van vrije meningsuiting heeft, maar dat hij daarbij rekening moet houden met grenzen en dat overschrijding van die grenzen consequenties kan hebben.