Aanpassing arbeidstijden

Aanpassing arbeidstijden
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 187
Vindplaats: Gerechtshof ’s-Gravenhage 5 oktober 2010, www.rechtspraak.nl, ljn:BN9903
Uitspraak

Bij een tandartspraktijk werken vier tandartsen, twee mondhygiënisten, drie tandartsassistenten, zeven preventie-assistenten, een balie-assistente en een kwaliteitsmedewerker die tevens baliewerkzaamheden verricht. De tandartsen en de verschillende assistenten hebben ieder hun eigen specialismen, waarmee zij elkaar versterken en waarbij volgens een strakke planning op vier stoelen (zes behandelkamers) tegelijk patiënten behandeld worden. Aldus wordt gestreefd naar een optimale bezetting. De balie-assistente werkt gemiddeld 23,5 uur per week op maandag, dinsdag en vrijdag, waarbij zij in de winter om 7.30 uur begint en in de zomer op dinsdag en vrijdag vanaf 7.00 uur. De balie-assistente heeft drie kinderen van bijna vijf jaar, bijna 3 jaar en van één jaar. Het oudste kind gaat naar de basisschool en naar de buitenschoolse opvang, die om 7.00 uur opent. De jongste gaat naar het kinderdagverblijf dat om 7.30 uur opent. Het middelste kind heeft een aangeboren afwijking waarvoor hij ’s morgens vroeg medicijnen toegediend moet krijgen.

De balie-assistente heeft gevraagd om minder te mogen werken. Zij wil later beginnen. Met name wil zij later beginnen, om 8.00 uur of 8.30 uur. De tandartspraktijk stemt in met het minder werken, maar niet met de aanpassing van de aanvangstijdstippen. In kort geding vordert de balie-assistente om haar werktijd te mogen aanvangen om 8.30 uur of zoveel eerder als zij daartoe in staat is. De kantonrechter wijst de vordering in zoverre toe dat de tandartspraktijk, in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure, moet toestaan dat de balie-assistente haar werkzaamheden om 8.15 uur aanvangt of zoveel eerder als mogelijk is. Die regeling geldt aldus sinds januari 2010.

De werkgever stelt echter hoger beroep in bij het gerechtshof. Die stelt voorop dat de werkgever volgens de Wet aanpassing arbeidsduur de spreiding van de uren moet vaststellen overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij de werkgever een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Ook wijst het hof er op dat de werkgever op grond van de Arbeidstijdenwet bij de vaststelling van het arbeidspatroon, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer buiten arbeid, waaronder begrepen de zorgtaken voor kinderen.

Het hof acht vervolgens zowel het belang van de tandartspraktijk bij een bezette balie vanaf het moment dat de praktijk opent, als het belang van de werkneemster om haar kinderen te verzorgen en naar de buitenschoolse opvang en het kinderdagverblijf te brengen, evident. De tandartsenpraktijk heeft het hof er echter niet van kunnen overtuigen dat het onmogelijk is om voor een betrekkelijk korte tijd in de ochtend een oplossing te vinden voor het bezetten van de balie. Op de dagen dat de balie-assistente niet werkt, gebeurt dat immers ook. Dat patiëntenzorg, dienstverlening of de omzet daaronder te lijden zouden hebben ziet het hof niet in. De balie-assistente begint haar werk sinds januari 2010 al om 8.15 uur en de tandartsenpraktijk heeft niet gesteld dat er sindsdien onoverkomelijke problemen zijn opgetreden. Het hof stelt er echter evenmin van overtuigd te zijn dat de balie-assistente niet voor een andere oplossing kan zorgen. Onduidelijk is bijvoorbeeld waarom de echtgenote geen bijdrage zou kunnen leveren aan het verzorgen en wegbrengen van de kinderen. Op vrijdag gaan de kinderen niet naar de buitenschoolse opvang en het kinderdagverblijf, maar naar de moeder van de werkneemster en het hof ziet niet in waarom de werkneemster dan niet vroeger met haar werk zou kunnen beginnen. Ook de werkneemster moet volgens het hof haar aandeel in de oplossing van het probleem leveren.

Bij afweging van de wederzijdse belangen is het hof van mening dat de werkneemster op de maandag en dinsdag om 8.00 uur moet kunnen beginnen, omdat zij in de inleidende dagvaarding gevorderd heeft om 8.00/8.30 uur te mogen beginnen. Om die reden moet 8.00 uur volgens het hof mogelijk zijn. Op vrijdag moet de werkneemster volgens het hof een andere oplossing kunnen vinden en moet de werkneemster op de overeengekomen tijdstippen beginnen. Voor een definitieve oplossing raadt het hof partijen aan met elkaar te overleggen en zo nodig een mediator in te schakelen.


Commentaar

Het wettelijke kader dat het hof in zijn arrest aangeeft, brengt met zich mee dat de werkgever zich niet zonder meer kan onttrekken aan de privé-belangen van de werknemer. Ook de afweging van de wederzijdse belangen die het hof vervolgens maakt, geeft aan dat de werkgever zich ook daadwerkelijk iets moet aantrekken van die privé-belangen.