Aanpassing van salaris van werknemer die passend werk gaat verrichten

Aanpassing van salaris van werknemer die passend werk gaat verrichten
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 63
Vindplaats: Zie: kantonrechter 18 januari 2002 en 5 april 2002, JAR 2002/121
Uitspraak

Een werknemer treedt op 1 januari 1979 in dienst bij een werkgever als steigerbouwer. Op 22 februari 1980 valt hij uit wegens hart- en rugklachten. Per 23 februari 1981 wordt hij voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard in de zin van de WAO. Op 3 augustus 1981 gaat hij voor 12,5 uur per week passend werk verrichten als magazijnbeheerder, in verband waarmee zijn arbeidsongeschiktheidspercentage wordt teruggebracht naar 65-80%. Vanaf 1 maart 1993 verricht de werknemer die werkzaamheden voor 20 uur per week. Zijn arbeidsongeschiktheidspercentage wordt dan 55-65%. Op 27 mei 1997 overkomt de werknemer een bedrijfsongeval. De werkgever betaalt hem het loon voor het passende werk gedurende 52 weken door. Na enkele weken arbeidsongeschiktheid vraagt de werknemer de werkgever om passend werk. Vanaf 30 juni 1997 gaat hij gedurende 10 uur per week onder meer laadlijsten voor de steigerbouwers opstellen. De uitvoeringsinstelling acht de werknemer 80-100% arbeidsongeschikt. De vaststelling van de restverdiencapaciteit van de werknemer op 20% brengt de werkgever en de werknemer niet tot wijziging van de te verrichten passende arbeid. De arbeidsdeskundige van de uitvoeringsinstelling heeft de loonwaarde bepaald op f 742,50 bruto per maand, hetgeen niet leidt tot aanpassing van de WAO-uitkering.Als de werkzaamheden van de werknemer door automatisering vervallen, ontstaat tussen partijen een geschil over de vraag of de werkgever nog loon moet doorbetalen. Als daarover een procedure bij de kantonrechter loopt, biedt de werkgever werkzaamheden aan als controleur wagenpark voor 10 uur per week.Tussen partijen is in geschil welke de loonwaarde is van de passende arbeid als controleur wagenpark. De werkgever wil (in elk geval na een afbouwperiode van zes maanden) niet langer het volledige salaris doorbetalen, maar uitsluitend de waarde van de passende arbeid. De werkgever stelt daartoe al gedurende 52 weken aan zijn verplichting tot doorbetaling van het loon te hebben voldaan. De werknemer stelt dat hij door het verrichten van passend werk niet in een slechtere positie mag komen dan waarin hij zou verkeren als hij zijn aanspraken uit de sociale verzekeringswetgeving geldend zou hebben gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer recht heeft op een passend deel van het loon en dat de arbeidsgehandicapte werknemer op grond van artikel 7 van de wet REA recht heeft op een loon gelijk aan het loon dat in de onderneming betaald wordt aan werknemers met een soortgelijke functie. De kantonrechter wil daarom onderzoeken welke werkzaamheden de werknemer verrichtte toen hij in 1997 uitviel (ìde overeengekomen werkzaamhedenî) en of de werknemer die werkzaamheden nog geheel of gedeeltelijk kon verrichten. Als dat laatste niet het geval is, wil de kantonrechter onderzoeken of de vanaf 1997 verrichte werkzaamheden een lagere loonwaarde hadden dan de voorheen verrichte werkzaamheden en waarom die werkzaamheden (het opstellen van laadlijsten) zijn verdwenen. Tenslotte wil de kantonrechter onderzoeken wat de loonwaarde is van de werkzaamheden als controleur wagenpark, of er soortgelijk werk in de onderneming wordt verricht en wat daarvan de loonwaarde is die daaraan binnen de onderneming wordt toegekend. De kantonrechter gelast daarvoor een comparitie (dat wil zeggen: een verschijning voor de rechter van partijen) om inlichtingen te krijgen.Na de comparitie oordeelt de kantonrechter dat de werknemer na het bedrijfsongeval niet meer kon terugkeren in het magazijn. De werkgever moest vervolgens voor het werk betreffende het opmaken van laadlijsten het loon betalen dat bij dat werk paste, maar moest gedurende de eerste 52 weken eerst nog wel het oude loon volledig doorbetalen. De werkgever wil dat loon ook voor de latere werkzaamheden als controleur wagenpark betalen. De arbeidsdeskundige van de uitvoeringsinstelling heeft de loonwaarde zo vastgesteld dat dat ook redelijk is. De werknemer heeft in de ogen van de kantonrechter niets aangevoerd, wat tot een ander oordeel kan leiden. De kantonrechter stelt de waarde van het loon voor de passende arbeid vast en verklaart voor recht dat het verschil tussen het aldus vastgestelde bedrag van de loonwaarde van de arbeid en het oude salaris van de werknemer een aanvulling is op de WAO-uitkering, die de werkgever in negen maanden tot nihil mag afbouwen.


Commentaar

Uit bovengenoemd vonnis blijkt hoe ingewikkeld de wettelijke regels over de doorbetaling van het loon tijdens ziekte zijn. Duidelijk is dat de werkgever aan de werknemer die passende arbeid verricht allereerst tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid het loon moet doorbetalen dat de werknemer voor de oorspronkelijk overeengekomen arbeid verrichtte. Daarna mag de werkgever de loonwaarde vergoeden die de passende arbeid volgens de uitvoeringsinstelling heeft. De uitvoeringsinstelling kan in een geval van een verminderde arbeidsprestatie zo nodig dispensatie verlenen van de verplichting om aan de arbeidsgehandicapte werknemer hetzelfde loon te betalen als een andere werknemer voor dat werk zou ontvangen. Dat kan ook tot een bedrag lager dan het wettelijk minimumloon.