Afschaffen van toeslag voor nieuwe werknemers niet in strijd met beginsel van gelijke beloning

Afschaffen van toeslag voor nieuwe werknemers niet in strijd met beginsel van gelijke beloning
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2005 / 107
Vindplaats: Gerechtshof ’s-Gravenhage 4 februari 2005, JAR 2005/113
Uitspraak

Twaalf werknemers zijn na 1993 in dienst getreden bij een werkgever. Tot 1989/1990 werden bij (de rechtsvoorgangers van) die werkgever allerlei niet op een CAO gebaseerde toeslagen betaald, die echter om redenen van doelmatigheid zijn vervangen door een vaste toeslag. Rond 1993 heeft de werkgever besloten de werknemers nog conform de CAO uit te betalen, zodat de nadien aangenomen werknemers de toeslag niet meer ontvangen, in tegenstelling tot de werknemers die tot die datum zijn aangenomen. De twaalf werknemers vorderen ook de betaling van de toeslag, stellend dat het de werkgever niet vrij staat werknemers die een gelijke functie vervullen in gelijke omstandigheden gedurende een lange periode substantieel anders te belonen dan collega’s. Rechtbank en gerechtshof zien echter in het feit dat de toeslag wel wordt toegekend aan werknemers die vóór 1993 in dienst zijn genomen en niet aan werknemers die daarna in dienst zijn gekomen een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in beloning, ongeacht de duur van dat onderscheid en ongeacht de reden voor het onderscheid, zo lang tenminste maar minimaal de CAO wordt nageleefd. Het hof stelt dat er geen rechtsregel is die de werkgever verplicht om werknemers voor hetzelfde werk gelijk te belonen, anders dan wanneer sprake zou zijn van discriminatie naar geslacht, ras, geloofsovertuiging of seksuele geaardheid.


Commentaar

De beslissing van rechtbank en hof dat een werkgever kan besluiten werknemers voor hetzelfde werk verschillend te belonen, als het gaat om een onderscheid tussen werknemers die voor een bepaalde datum in dienst zijn gekomen en werknemers die daarna in dienst zijn gekomen, is begrijpelijk. Zou een dergelijk onderscheid verboden zijn, dan zou een werkgever zijn beloningsbeleid nooit kunnen wijzigen, ook niet voor in de toekomst nieuw aan te nemen werknemers. Opmerkelijk is echter de overweging van het gerechtshof dat er geen rechtsregel is die gelijke beloning voor gelijke arbeid voorschrijft. In het Agfa-arrest van 8 april 1994 (JAR 1994/94) spreekt de Hoge Raad van “het algemeen erkende rechtsbeginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat”. Een dergelijke rechtsregel is er dus wel, maar in dit geval is een objectieve rechtvaardigingsgrond aanwezig, die het de werkgever toch toestaat onderscheid te maken. In het Agfa-arrest ging het overigens om een onderscheid tussen vast en tijdelijk personeel. Dat onderscheid werd niet gerechtvaardigd geacht.