Arbeidsovereenkomst moet worden aangepast aan gewijzigde AOW-leeftijd

Arbeidsovereenkomst moet worden aangepast aan gewijzigde AOW-leeftijd
Datum: 16-02-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 222
Vindplaats: Nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, wetsontwerp 33290, nummer 9, bladzijde 6 en Memorie van Antwoord bij de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, wetsontwerp 33290, nummer C, bladzijde 14
Uitspraak

Werkgevers moeten arbeidsovereenkomsten aanpassen in verband met de gewijzigde datum waarop voor een werknemer de AOW-uitkering ingaat.

Per 1 april 2012 is de AOW zodanig gewijzigd dat een werknemer niet langer in aanmerking komt voor een AOW-uitkering met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, maar met ingang van de dag waarop hij 65 jaar wordt. Met ingang van 1 januari 2013 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd verder verhoogd. In 2013, 2014 en 2015 gaat deze met één maand omhoog. In 2016, 2017 en 2018 gaat de AOW-leeftijd vervolgens met twee maanden omhoog en vanaf 1 januari 2019 geldt als AOW-leeftijd de leeftijd van 66 jaar. Vanaf 2020 wordt de AOW-leeftijd steeds met drie maanden per jaar verhoogd, waarna in januari 2023 als AOW-leeftijd de leeftijd van 67 jaar geldt. Verdere verhogingen voor de toekomst zijn daarbij niet uitgesloten, omdat de AOW-leeftijd gekoppeld zal zijn aan de stijging van de levensverwachting. In het regeerakkoord hebben de VVD en PvdA afgesproken dat de AOW-leeftijd nog sneller omhoog zal gaan. Al in 2018 zal de AOW-leeftijd 66 jaar zijn en al in 2021 67 jaar. Een verdere stijging van de AOW-leeftijd als gevolg van de stijging van de levensverwachting is in het regeerakkoord al aan de orde vanaf 2021.

Welke betekenis heeft de stijging van de AOW-leeftijd nu voor bepalingen in arbeidsovereenkomsten, volgens welke de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd (de oorspronkelijke AOW-leeftijd)? Tijdens de behandeling van de wetswijziging in de Tweede en Eerste Kamer heeft de regering daarover als standpunt ingenomen dat werkgevers en werknemers er zelf voor moeten zorgen dat dergelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten worden aangepast. Een beding dat inhoudt dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van een bepaalde leeftijd die niet de AOW-gerechtigde leeftijd is, is in beginsel strijdig met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is opgenomen in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. Het gevolg kan zijn dat de arbeidsovereenkomst niet eindigt als de werknemer 65 jaar wordt (verboden leeftijdsdiscriminatie) en ook niet als de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt (niet tussen partijen overeengekomen). Het is dan ook zaak dat werkgevers aan hun werknemers gewijzigde arbeidsovereenkomsten ter ondertekening voorleggen, waarin op voorhand rekening is gehouden met bestaande en toekomstige wijzigingen van de AOW-gerechtigde leeftijd.


Commentaar

De vraag is natuurlijk of werknemers gehouden kunnen worden om mee te werken aan een wijziging van de arbeidsovereenkomst die ertoe strekt de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd aan te passen aan de wijzigingen van de ingangsdatum van de AOW-uitkering. Op zichzelf zijn er op basis van de wet en de jurisprudentie wel methoden aan te wijzen waarlangs werkgevers werknemers zouden kunnen verplichten om daaraan mee te werken. Het feit dat de regering in de Tweede en Eerste Kamer de mogelijkheid van een dergelijke wijziging van de arbeidsovereenkomst heeft besproken, zou ertoe kunnen leiden dat werknemers inderdaad gehouden kunnen worden geacht om op één van die wijzen aan een wijziging van de arbeidsovereenkomst mee te werken.