Boete bij bedrijfsongeval gehandhaafd ondanks roekeloos gedrag van werknemer

Boete bij bedrijfsongeval gehandhaafd ondanks roekeloos gedrag van werknemer
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2007 / 132
Vindplaats: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 14 februari 2007, www.rechtspraak.nl, ljn: AZ8462
Uitspraak

In het bedrijf van een grote werkgever worden werkzaamheden verricht die bestaan uit het bewerken en verwerken van fruit, waaronder het behandelen van kratten met verpakte groenten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een transportband. Die band bestaat uit een aantal naast elkaar geplaatste metalen rollen in een frame, die worden aangedreven door een gladde aandrijfas. Die aandrijfas bevindt zich aan het uiteinde van de transportband tussen en onder twee rollen.

Op 25 februari 2004 heeft een ongeval plaatsgevonden doordat een meewerkend voorman een eerder incident op 20 februari 2004 wilde reconstrueren. Bij dat eerdere incident liep een andere werknemer die op de band was gaan zitten schaafwonden op doordat hij met zijn hand in aanraking was gekomen met de aandrijfas van de transportband. Bij de reconstructie van het incident is de voorman in dezelfde houding als het slachtoffer van het eerste incident bij de aandrijfas op de rollenbaan gaan zitten. Toen de voorman zijn hand bewoog in de richting van de draaiende aandrijfas, werd zijn handschoen met zijn hand gegrepen en meegetrokken. Hij heeft zijn hand nog kunnen terugtrekken, maar heeft wel blijvend letsel aan zijn hand opgelopen.
Vervolgens is door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de werkgever een boete van € 6.750 opgelegd omdat de aandrijfas als bewegend deel in strijd met het Arbeidsomstandighedenbesluit niet was voorzien van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen dat gevaar zo veel mogelijk werd voorkomen. In bezwaar wordt deze boete gehalveerd in verband met het feit dat de handelwijze van het slachtoffer als zeer roekeloos wordt beschouwd. De werkgever vecht deze gehalveerde boete tevergeefs aan in beroep bij de rechtbank en in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling handhaaft de boete door te overwegen dat sprake is van een beboetbaar feit, waarvoor geen opzet of schuld is vereist. Alleen als de werkgever kan aantonen dat hem van de overtreding geen enkel verwijt gemaakt kan worden, zou de boete moeten vervallen. Dat de werknemer zeer roekeloos heeft gehandeld is niet van belang. Het gaat er om dat de aandrijfas niet was voorzien van schermen of beveiligingsmiddelen, waardoor het feitelijk mogelijk was om vanuit een staande houding in aanraking te komen met de bewegende aandrijfas, hetgeen met name gevaarlijk is bij het dragen van handschoenen. Ook vindt de Afdeling relevant dat er geen geschreven instructies zijn over het zitten op de transportband of voor het werken met de transportband. Dat de arbodienst en de Arbeidsinspectie eerder geen aanmerkingen hebben gemaakt over de transportband is niet relevant, zeker niet nadat de werkgever het gevaar kende na het eerdere ongeval.


Commentaar

De boetes van de Arbeidsinspectie roepen bij werkgevers vaak wrevel op omdat een zeer lichte vorm van verwijtbaarheid al voldoende is om de boete te kunnen opleggen. Zelfs als voldoende instructies zijn gegeven, kan die verwijtbaarheid bijvoorbeeld liggen in het onvoldoende uitoefenen van toezicht op de naleving van die instructies. Dat een werkgever niet altijd overal op kan letten, maakt dan vaak nog niet dat alle verwijtbaarheid bij de werkgever ontbreekt.