Concurrentiebeding in arbeidsvoorwaardenregeling rechtsgeldig

Concurrentiebeding in arbeidsvoorwaardenregeling rechtsgeldig
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 151
Vindplaats: Hoge Raad 28 maart 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BC0384
Uitspraak

Een werknemer is op 1 april 1987 als assistent-accountant in dienst getreden bij een accountantsmaatschap. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst waren arbeidsvoorwaarden van toepassing waarin onder meer een concurrentiebeding was opgenomen, dat de werknemer verbiedt om gedurende twee jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst voor relaties van de maatschap te werken (een relatiebeding derhalve). In 1997 worden de arbeidsvoorwaarden vernieuwd. De werknemer ondertekent dan een brief van de maatschap waarin hij zich akkoord verklaart met de inhoud van de gewijzigde voorwaarden. Het relatiebeding wordt daarbij niet specifiek genoemd. Ook in 2003 is nog een nieuwe versie van de arbeidsvoorwaarden gemaakt, maar daarmee heeft de werknemer zich nooit schriftelijk akkoord verklaard.

Op 28 februari 2006 eindigt de arbeidsovereenkomst tussen de maatschap en de werknemer als gevolg van opzegging door de werknemer. De werknemer vordert in kort geding schorsing van het concurrentiebeding, stellend dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is als gevolg van het feit dat het concurrentiebeding niet schriftelijk is overeengekomen doordat de werknemer wel de brief maar niet de arbeidsvoorwaarden zelf heeft ondertekend. De kantonrechter schorst inderdaad het concurrentie-beding op de grond dat twijfelachtig is of het concurrentiebeding in een bodemprocedure rechtsgeldig zal worden geacht. Het gerechtshof wijst in hoger beroep de vorderingen van de werknemer alsnog af omdat het van mening is dat niet noodzakelijk is dat de werknemer de arbeidsvoorwaarden zelf ondertekent. In cassatie komt ook de Hoge Raad tot dat oordeel. Met de schriftelijke akkoordverklaring met de arbeidsvoorwaarden is volgens de Hoge Raad voldaan aan het vereiste dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen, ook al is daarbij niet uitdrukkelijk naar het concurrentiebeding verwezen. De Hoge Raad voegt daaraan toe dat de arbeidsvoorwaarden dan wel in schriftelijke vorm als bijlage moeten zijn gevoegd bij de brief die de werknemer ondertekent, tenzij de werknemer in de brief uitdrukkelijk verklaart ook met het concurrentiebeding in te stemmen.


Commentaar

De eis dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen is door de wetgever gesteld om te bewerkstelligen dat de werknemer zich terdege bewust is van de mogelijk zeer nadelige consequenties die het concurrentiebeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst voor hem kan hebben. Daarom werd vrij algemeen aangenomen dat het concurrentiebeding niet “verstopt” mocht worden in een regeling van arbeidsvoorwaarden die dan van toepassing wordt verklaard in een door de werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst of brief. De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad, die de Hoge Raad adviseert, had ook geconcludeerd tot niet-rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding. Mits aan de voorwaarden van terhandstelling in schriftelijke vorm is voldaan, kan een concurrentiebeding volgens de Hoge Raad echter ook rechtsgeldig worden overeengekomen indien in een door de werknemer ondertekende brief of arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar een regeling van arbeidsvoorwaarden, waarin een concurrentiebeding is opgenomen.