Concurrentiebeding niet rechtsgeldig overeengekomen

Concurrentiebeding niet rechtsgeldig overeengekomen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2006 / 117
Vindplaats: kantonrechter Breda 20 februari 2006, www.rechtspraak.nl, ljn:AV3693
Uitspraak

Een werknemer is op 1 september 2004 als verkoper in dienst getreden bij een bedrijf dat keukens verkoopt. De verkoper is aanvankelijk in dienst gekomen voor de duur van zes maanden. In die arbeidsovereenkomst (gedateerd op 21 juli 2004) is een concurrentiebeding overeengekomen, geldend voor het geval dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangaan. Dat concurrentiebeding verbiedt gedurende de arbeidsovereenkomst of binnen een tijdvak van een jaar daarna elke betrokkenheid of werkzaamheid bij een keukenbedrijf in Nederland. Bij brief van 11 februari 2005 wordt door de werkgever bevestigd dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2005 voor onbepaalde tijd wordt voortgezet en dat de beperkende bedingen in de brief van 21 juli 2004 met ingang van 1 maart 2005 van kracht zijn.

Bij brief van 1 januari 2006 is de arbeidsovereenkomst door de werknemer opgezegd om in dienst te treden bij een directe concurrent. De werkgever vordert in kort geding dat de werknemer verboden wordt in strijd met het concurrentiebeding te handelen.

De kantonrechter oordeelt dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is overeengekomen omdat niet voldaan is aan de schriftelijkheidseis, die volgens de kantonrechter met zich meebrengt dat het concurrentiebeding bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als zodanig schriftelijk wordt overeengekomen. Niet voldoende is dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst een brief wordt getekend waarin wordt gewezen op het van kracht wordende beperkende bedingen uit de eerder gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

De kantonrechter overweegt nog dat de schadetoebrengende handelingen van de werknemer misschien een onrechtmatige daad tegenover de werkgever vormen, maar dat aan de vorderingen van de werkgever geen onrechtmatige daad ten grondslag is gelegd.


Commentaar

In de jurisprudentie van de Hoge Raad is uitgemaakt dat de eis dat een concurrentiebeding schriftelijk wordt overeengekomen ertoe strekt dat de werknemer zich bij het aangaan van het concurrentiebeding kan beraden over de vraag of hij wel een concurrentiebeding wil aangaan, gelet op de mogelijk vergaande consequenties die dat bij het einde van de arbeidsovereenkomst kan hebben. Door vooraf te bepalen dat het concurrentiebeding gaat gelden als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt voortgezet en door bij het voor onbepaalde tijd voortzetten van de arbeidsovereenkomst te bepalen dat de beperkende bedingen uit die eerdere arbeidsovereenkomst van kracht zouden worden, was volgens de kantonrechter niet voldaan aan de door de Hoge Raad geformuleerde rechtsregels.