De malus-beschikking: terug van weggeweest

De malus-beschikking: terug van weggeweest
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1997 / 8

Uitspraak

Met ingang van 1 maart 1992 werd bij de Wet TAV (Terugdringing Arbeidsongeschiktheids Volume) een bonus/malus-systeem in de W.A.O. ingevoerd. Het systeem had onder meer tot gevolg dat werkgevers aan de bedrijfsvereniging (of beter gezegd sinds 1 maart 1997: aan de uitvoeringsinstelling) een malus (bedrag ter grootte van 4-6 maandsalarissen) zouden moeten betalen voor iedere werknemer die recht op een W.A.O.-uitkering verkreeg en die op de eerste dag waarop hij arbeidsongeschikt werd, bij de werkgever in dienst was. De werkgever kon aan de betaling van de malus alleen ontkomen door de werknemer passend werk aan te bieden, maar deze mogelijkheid bestond alleen voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. Voor volledig (dat wil zeggen: 85-100%) arbeidsongeschikte werknemers bestond die mogelijkheid niet. De malus werd verschuldigd, zodra een jaar was verstreken nadat het recht op de W.A.O-uitkering ontstond (dus na twee jaar arbeidsongeschiktheid).
Op de malus-regeling bestond grote kritiek en werkgevers gingen massaal in beroep tegen malus-beschikkingen. Op 15 februari 1995 besliste de Centrale Raad van Beroep dat de bedrijfsvereniging bij het motiveren van de beschikking tot het opleggen van een malus op grond van artikel 6 van het EVRM (het Europese Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden), dat een eerlijk proces garandeert, ook aan de hand van medische en arbeidskundige gegevens aan moet geven dat de werknemer inderdaad arbeidsongeschikt is. De bedrijfsverenigingen konden dat echter niet zonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers te schenden, zodat de malus-beschikkingen werden vernietigd. Per 1 juli 1995 werd de malus vervolgens afgeschaft bij de Wet AMBER (Afschaffing Malus en BEvordering Reïntegratie). Uit de wet volgde dat voor werknemers die al voor 1 juli 1995 twee jaar arbeidsongeschikt waren, de malus-beschikkingen gewoon moesten worden opgelegd. Aan deze wettelijke opdracht blijken uitvoeringsinstellingen (overigens met soms merkbare tegenzin) na maanden stilzitten nu te voldoen door alsnog nieuwe malus-beschikkingen op te leggen. In veel gevallen gaat het om zaken, die eerder aan de rechter voorgelegd zijn geweest en waarbij de bedrijfsvereniging/uitvoeringsinstelling al een keer aan het kortste eind getrokken heeft. Vaak leiden de nieuwe malus-beschikkingen aan hetzelfde euvel als die welke tot 1995 werden opgelegd. Nog steeds ontbreken dan voldoende arbeidskundige en met name medische gegevens om de arbeidsongeschiktheid van de werknemer aan te tonen.


Commentaar

Al met al is er reden genoeg om tegen de malus-beschikkingen opnieuw beroep in te stellen. De werkgever dient dan wel te letten op de daarvoor geldende termijn van zes weken. Verder kan de werkgever zich beschermen tegen een malus-beschikking door er bij de werknemer op aan te dringen dat hij in elk geval geen toestemming geeft om medische gegevens uit zijn dossier aan de werkgever door te geven. Tenslotte dient de werkgever er voor te waken dat hij in contacten met de uitvoeringsinstelling niet erkent dat de werknemer daadwerkelijk volledig arbeidsongeschikt is. In sommige gevallen blijken uitvoeringsinstellingen er op uit te zijn werkgevers telefonisch of schriftelijk tot deze erkenning te verleiden, waarna zij zouden kunnen stellen dat zij zijn ontslagen van de verplichting om het bestaan van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer met medische gegevens te onderbouwen.