Eerste uitspraken in bezwaren van werk-gevers tegen toekenning van WAO-uitkeringen aan werknemers

Eerste uitspraken in bezwaren van werk-gevers tegen toekenning van WAO-uitkeringen aan werknemers
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2000 / 37
Vindplaats: Zie: arrondissementsrechtbank ’s-Gravenhage 9 november 1999, nr. 99/689 AAWAO, arrondissementsrechtbank Amsterdam 31 januari 2000, nr. AAWAO 98/2081 en arrondissementsrechtbank Leeuwarden 13 maart 2000, nummer 98/752 WAO
Uitspraak

Per 1 januari 1998 is de werkgever in staat gesteld bezwaar aan te tekenen tegen het besluit tot toekenning van een WAO-uitkering aan zijn (ex-) werknemer. De reden hiervan is dat die WAO-uitkeringen de door de werkgever twee jaar later te betalen gedifferentieerde WAO-uitkering geduren-de maximaal vijf jaren verhogen (of als de werkgever eigen risicodrager is: dat de werkgever die uitkering zelf moet betalen). Inmiddels is in de eerste zaken door rechtbanken uitspraak gedaan.
De eerste vraag, die in twee van de drie zaken aan de orde komt, is de vraag of de werkgever die geen eigen risicodrager is wel belanghebbende is bij het besluit tot toekenning van een WAO-uitkering aan een belanghebbende. Is de werkgever geen belanghebbende, dan kan hij ook geen bezwaar en beroep aantekenen. Nu heeft de wetgever tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van de wet Pemba duidelijk aangegeven zowel de werkgever die eigen risicodrager is, als de werkgever die geen eigen risicodrager is als belanghebbende te beschouwen. Toch blijkt dat niet voor alle rechtbanken voldoende. De rechtbank te Amsterdam acht de werkgever weliswaar belanghebbende, maar de rechtbank te Leeuwarden doet dat niet. Deze laatste rechtbank baseert zich daarbij vooral op de tekst van de Algemene Wet Bestuursrecht, maar beroept zich ook op een mededeling in de Memorie van Toelichting bij de wet Pemba, welke mededeling echter in een later stadium van de wetsbehandeling door de regering is herroepen. Wij zijn dan ook van mening dat de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden fout is. Zou dat anders zijn, dan zou de werkgever zich naar onze mening overigens (in weerwil van de bepaling van artikel 87e WAO) bij het besluit tot vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie nog tot de rechter moeten kunnen wenden met klachten over de WAO-uitkering die tot premieverhoging aanleiding heeft gegeven.
De hamvraag met betrekking tot de wet Pemba komt aan de orde in twee van de drie uitspraken. Deze vraag betreft de belangenafweging tussen het recht van de werkgever op kennisname van de medische gegevens die aanleiding zijn tot toekenning van een WAO-uitkering aan een (ex-) werknemer (in verband met het recht op een eerlijk proces) en het recht van de werknemer op geheimhouding van die gegevens (in verband met privacybescherming). De rechtbank te ’s-Gravenhage denkt dit probleem op te kunnen lossen door de medische gegevens aan de advocaat van de werknemer ter inzage te geven, die er dan vervolgens echter niet met de werkgever over zou mogen spreken. Naar onze mening kan dit echter niet de uiteindelijke oplossing zijn. Op de eerste plaats wordt de relatie advocaat-cliënt op deze manier op een onaanvaardbare wijze onder druk gezet: de cliënt moet nu immers maar van zijn advocaat aannemen dat de WAO-uitkering terecht is toegekend en de advocaat mag zijn cliënt niet overtuigen met alle argumenten die hij kent. Op de tweede plaats beroept de rechtbank zich op een wetsartikel dat geschreven is voor de advocaat van de werknemer die schade aan zijn gezondheid zou kunnen lijden als hij kennis zou nemen van zijn eigen medische gegevens. In dit geval gaat het echter om kennisname van medische gegevens van een andere partij. In de zaak die speelde voor de rechtbank te Amsterdam had de werknemer een arts/gemachtigde aangewezen om kennis te nemen van de medische gegevens van de werknemer. Daardoor kwamen de bezwaren die tegen de regeling van de arts/gemachtigde aan te voeren zijn, in deze procedure niet aan de orde. Overigens maakte de rechtbank (die zelf de medische gegevens wel vertrouwelijk toegezonden had gekregen) een onderscheid tussen medische stukken die de werkgever wel zelf mocht inzien, medische gegevens die de werkgever mocht inzien na het onleesbaar maken van gedeelten daarvan en medische stukken die de werkgever alleen door middel van de arts/gemachtigde mocht inzien.


Commentaar

Voor onze cliënten hebben wij een groot aantal zaken van dit soort lopen. Zelf verwachten wij binnenkort de eerste uitspraak van de arrondissementsrechtbank in Haarlem. De bovenstaande uitspraken geven ons geen reden tot wijziging van de tot nu toe door ons in zaken als deze gevolgde strategie en maken het alleszins de moeite waard werkgevers te blijven adviseren bezwaar te maken tegen besluiten tot toekenning van WAO-uitkeringen aan hun (ex-) werknemers. Wordt ongetwijfeld vervolgd!