Geen kennelijk onredelijk ontslag van arbeidsongeschikte werknemer

Geen kennelijk onredelijk ontslag van arbeidsongeschikte werknemer
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 66
Vindplaats: Zie: rechtbank Zutphen 16 mei 2002, JAR 2002/224
Uitspraak

Een werknemer is sinds 12 juni 1997 arbeidsongeschikt. Sinds 12 juni 1998 ontvangt hij een volledige WAO-uitkering. Nadat een aantal pogingen om het werk bij wijze van arbeidstherapie te hervatten is mislukt, zegt de werkgever de arbeidsovereenkomst op tegen 31 december 1999. De werknemer stelt dat het ontslag kennelijk onredelijk is vanwege het ontbreken van enige financiÎle vergoeding. De kantonrechter kent inderdaad een vergoeding toe. De werkgever stelt echter hoger beroep in en vindt daarbij de rechtbank aan zijn zijde. Volgens de rechtbank heeft de werkgever voldoende reïntegratiepogingen ondernomen en kan van de werkgever niet worden gevergd de werknemer te werk te stellen, nu de arbeidsdeskundige heeft bevestigd dat daaraan voor de werknemers te veel veiligheidsrisicoís zijn verbonden. Nu de werkgever de uitkering ook gedurende het tweede jaar tot 100% heeft aangevuld en de pensioenopbouw van de werknemer voortzet, is het ontslag niet kennelijk onredelijk door het ontbreken van de ontslagvergoeding. Daarbij speelt een rol dat de werknemer, hoewel dertien jaar in dienst, gelet op zijn 33-jarige leeftijd volgens de kantonrechter in staat moet zijn om ander werk te vinden.


Commentaar

De jurisprudentie ten aanzien van de vraag of een werknemer die na twee jaar arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen, recht heeft op een ontslagvergoeding is op zijn zachtst gezegd nogal wisselend. Van belang is vooral of er een relatie is tussen het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid en het werk.