Geen nieuwe loondoorbetalingsverplichting bij ziekte want geen nieuwe bedongen arbeid

Geen nieuwe loondoorbetalingsverplichting bij ziekte want geen nieuwe bedongen arbeid
Datum: 21-11-2018
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2018 / 315
Vindplaats: Rechtbank Gelderland (sector Bestuursrecht) 16 november 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4949
Uitspraak

Het UWV had de WGA-uitkering van een werknemer ten onrechte slechts gedeeltelijk uitbetaald vanwege het feit dat de werkgever loon aan de werknemer verschuldigd zou zijn. De aangepaste werkzaamheden die de werknemer verrichtte leverde geen wijziging van de bedongen arbeid op. Bij de nieuwe uitval wegens ziekte was daarom niet opnieuw loon tijdens ziekte verschuldigd.

Bij een zorginstelling werkte een werkneemster die op 1 augustus 2013 ziek uitviel. De zorginstelling betaalde het loon tijdens ziekte 104 weken door. De loondoorbetalingsperiode werd bovendien nog vrijwillig verlengd tot 1 november 2016. Aanvankelijk verrichtte de werkneemster tijdens ziekte aangepaste werkzaamheden. Later gaat zij een deel van haar eigen werk verrichten, met aangepaste taken. De aanvraag voor een WIA-uitkering per 1 november 2016 wordt door het UWV afgewezen omdat de werkneemster minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Als de werkneemster op 6 april 2017 opnieuw uitvalt wegens ziekte, kent het UWV met ingang van die datum alsnog een WGA-uitkering toe. Het bedrag van die uitkering berekent het UWV echter op slechts € 49,29 per maand. De reden daarvan is dat het UWV er van uit gaat dat de zorginstelling een bedrag aan loon tijdens ziekte aan de werkneemster verschuldigd is. Dat bedrag brengt het UWV op de WGA-uitkering in mindering.
De zorginstelling ontkent opnieuw loon tijdens ziekte verschuldigd te zijn. Het UWV verklaart een bezwaarschrift van de zorginstelling echter ongegrond. Volgens het UWV is opnieuw loon tijdens ziekte verschuldigd omdat de werkneemster langere tijd werkzaam is geweest in nieuwe bedongen arbeid terwijl de aard en omvang van die arbeid tussen de zorginstelling en de werkneemster niet ter discussie heeft gestaan. De zorginstelling kan zich met dat standpunt niet verenigen en stelt beroep bij de rechtbank in. Daarbij wijst de zorginstelling op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
De rechtbank volgt die jurisprudentie. De rechtbank stelt daarbij voorop dat alleen een nieuwe loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte kan ontstaan als de werkzaamheden die de werkneemster als gevolg van de re-integratie verricht moeten worden aangemerkt als nieuwe bedongen arbeid. Of sprake is van nieuwe bedongen arbeid moet worden bepaald aan de hand van de vraag wat partijen hebben bedoeld en wat zij redelijkerwijs van de gemaakte afspraken mochten verwachten. Als het UWV van mening is dat sprake is van nieuwe bedongen arbeid, moet het UWV dat aannemelijk maken. De rechtbank stelt vast dat de aangepaste arbeid die de werkneemster verricht slechts een relatief beperkte aanpassing van haar eigen werk omvat. Ook is geen sprake van een gewijzigde beloning of van gewijzigde arbeidsduur. In de re-integratie-afspraken ziet de rechtbank dan ook geen wijziging van de bedongen arbeid. De rechtbank besluit daarom dat de WGA-uitkering moet worden berekend en uitbetaald zonder verrekening van doorbetaald loon.


Commentaar

De situatie van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die na het einde van de periode van 104 weken waarin tijdens ziekte recht op loon bestaat, arbeid verricht die niet zijn eigen werk in volle omvang is en die vervolgens opnieuw uitvalt wegens ziekte, is buitengewoon complex. Deze werknemer heeft geen recht op een Ziektewetuitkering, omdat de wet daar niet in voorziet. Recht op een WIA-uitkering bestaat alleen als de werknemer binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd van 104 weken uitvalt als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak als die ter zake waarvan de werknemer ook al tijdens de wachttijd arbeidsongeschikt was. Bij uitval wegens een andere ziekteoorzaak bestaat pas na een nieuwe wachttijd van 104 weken weer recht op een WIA-uitkering. Als de werknemer geen recht heeft op loon, zit de werknemer maximaal 104 weken zonder inkomen! Recht op loon bestaat echter alleen als de gemaakte re-integratieafspraken kunnen worden gezien als nieuwe bedongen arbeid (dat wil zeggen: als een wijziging van de bestaande arbeidsovereenkomst). Als slechts sprake is van het aanbieden van passende arbeid tijdens ziekte, bestaat geen recht op loon. Indien de werknemer binnen vijf jaar uitvalt wegens dezelfde ziekteoorzaak (en dus wel recht op een WIA-uitkering bestaat) brengt het UWV daarentegen het doorbetaalde loon in mindering op de WIA-uitkering.
In de praktijk stelt het UWV zeer snel dat sprake is van een nieuwe verplichting tot loondoorbetaling tijdens ziekte. Op grond van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is dat echter veel minder snel het geval. Het UWV dient dan feitenonderzoek te doen naar de verwachtingen die partijen over en weer van elkaar mochten hebben na het maken van de re-integratieafspraken. Bezwaar tegen een besluit van het UWV waarbij doorbetaald loon op de WIA-uitkering in mindering wordt gebracht, kan dan ook zeker succesvol zijn.
Werkgevers doen er goed aan om zich bij het maken van re-integratieafspraken met de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer die na 104 weken aangepaste arbeid verricht, goed te laten voorlichten over de gevolgen van de te maken afspraken. Daarbij kan ook nog een rol spelen in hoeverre een eventueel toegekende WGA-uitkering voor rekening van de werkgever komt. Verder dient acht te worden geslagen op de gevolgen die een aanpassing van de arbeidsovereenkomst heeft voor de verplichting tot betaling van een deel van de transitievergoeding.