Geen ontbinding met hoge ontslagvergoeding na onbewezen beschuldiging wegens seksuele intimidatie

Geen ontbinding met hoge ontslagvergoeding na onbewezen beschuldiging wegens seksuele intimidatie
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2007 / 137
Vindplaats: OpMaat_Arbeidsrecht 2007/115
Uitspraak

Een werkgever ontvangt van een jonge, allochtone werkneemster signalen dat haar leidinggevende zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenste omgangsvormen. Over die leidinggevende had de werkgever twee jaar eerder ook al eens een dergelijk signaal ontvangen, welke kwestie destijds intern is afgedaan. Hoewel de werkgever in overleg met de ondernemingsraad een reglement heeft opgesteld dat voorschrijft dat in een dergelijk geval een interne klachtencommissie moet worden samengesteld, besluit de werkgever om een externe klachtencommissie de zaak te laten onderzoek. De reden daarvan is dat ook de echtgenote van de leidinggevende bij de werkgever werkt en dat het de tweede klacht over de leidinggevende betreft. Gedurende het onderzoek is de leidinggevende op non-actief gesteld.

De klachtencommissie oordeelt dat de beschuldiging van seksuele intimidatie niet kan worden bewezen. Daaraan voegt de klachtencommissie echter de opmerking toe dat de indruk bestaat dat de verhouding tussen de leidinggevende en de medewerkster niet in overeenstemming is met hun functionele relatie en dat de werkneemster daardoor ernstig in het gedrang is gekomen. De werkgever heeft na dit oordeel van de klachtencommissie besloten dat de leidinggevende het werk kan hervatten, maar dat de werkgever met hem wil spreken over een professionele wijze van benaderen van ondergeschikten. De werknemer wil zijn werk echter niet hervatten en hij vraagt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden met toekenning van een hoge ontslagvergoeding (volgens de "kantonrechtersformule" met correctiefactor 3 bij 25 dienstjaren). Hij verwijt de werkgever de werkneemster onder druk gezet te hebben om een klacht tegen hem in te dienen, ten onrechte een externe klachtencommissie te hebben benoemd en in strijd met het reglement een klacht behandeld te hebben betreffende een voorval dat meer dan een jaar oud was. De werkgever stelt daartegenover dat de werkneemster vanwege haar religieuze en culturele achtergrond (schaamte en angst voor repercussies in familieverband) de zaak niet wilde bespreken met de haar onbekende vertrouwenspersoon die de werkgever had aangewezen en dat daarom een hogere leidinggevende de zaak had opgepakt en aan de werkneemster gevraagd had of zij een klacht wilde indienen, waarop de werkneemster bevestigend heeft geantwoord. De keuze voor een externe klachtencommissie verantwoordt de werkgever door er op te wijzen dat de echtgenote van de leidinggevende in de onderneming veel mensen (waaronder ondernemingsraadleden) kent en dat de externe klachtencommissie geoordeeld heeft dat de klacht ontvankelijk was en onderzocht moest worden.

De kantonrechter geeft tijdens de zitting als zijn mening te kennen dat hij van mening is dat het ontbindingsverzoek prematuur is en dat de leidinggevende vanwege het belang bij behoud van zijn baan er beter aan zou doen om deel te nemen aan mediation. Als de werknemer dat niet zou doen, zou de kantonrechter het ontbindingsverzoek wel toewijzen, maar dan met de indruk dat de werknemer een "gelukszoeker" is. Daarmee wordt bedoeld dat de werknemer eigenlijk zonder gegronde reden uit is op een ontslagvergoeding, in welk geval juist geen ontslagvergoeding wordt toegekend. Onder deze dreiging heeft de werknemer ingestemd met mediation. De kantonrechter heeft aldus op het ontbindingsverzoek (nog) geen beschikking gegeven.


Commentaar

Het bovenstaande geval toont aan dat kantonrechters in geval van beschuldigingen van of door werknemers van (seksuele) intimidatie bereid zijn om het oordeel van een deskundige klachtencommissie over te nemen, mits de behandeling van de klacht zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Door de inschakeling van de externe klachtencommissie, waarbij de klacht op een zorgvuldige wijze door deskundigen werd onderzocht, en door op juiste wijze opvolging te geven aan de "adviezen" van de klachtencommissie en door (kennelijk) een beleid te voeren tegen seksuele intimidatie waarbij ook een vertrouwenspersoon was aangesteld, bespaarde de werkgever zich een anders wellicht zeer hoog uitgevallen ontslagvergoeding.