Geen teruggave premies omdat deze bij concurrenten niet zijn geheven

Geen teruggave premies omdat deze bij concurrenten niet zijn geheven
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 59
Vindplaats: Zie: CRvB 14 maart 2002, nr. 00/4295
Uitspraak

In een bedrijfstak was de verzekeringsplicht van oproepkrachten ter discussie. Daarover deed de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 1997 een uitspraak, die inhield dat sprake was van verzekeringsplicht. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontwikkelde beleid dat inhield dat vanaf 1 maart 1998 werd uitgegaan van verzekeringsplicht en dat tot die datum geen premies zouden worden nageheven.
Een werkgever die van meet af aan premies had ingehouden en in een brief van 18 augustus 1997 nog bij het Lisv zijn verbazing had uitgesproken omtrent het uitblijven van premieheffing bij een concurrent, vraagt van het Lisv met een beroep op het gelijkheidsbeginsel de tot 1 maart 1998 betaalde premies terug, hetgeen het Lisv weigert. Omdat de premienotaís over de jaren 1996 en 1997 dan (bij gebreke van het binnen de bezwaartermijn indienen van een bezwaarschrift) al onherroepelijk zijn geworden, wordt dit verzoek behandeld als een verzoek om terug te komen op een eerder besluit
De Centrale Raad van Beroep wijst op zijn vaste jurisprudentie, volgens welke een bestuursorgaan bevoegd is om op aanvraag van een belanghebbende terug te komen van een eerder in rechte onaantastbaar geworden besluit en volgens welke het bestuursorgaan dat ook kan weigeren. Een dergelijke weigering moet door de rechter worden geÎerbiedigd, tenzij aan het eerdere besluit zodanige gebreken kleven dat het bestuursorgaan in redelijkheid niet had mogen weigeren dat eerdere besluit ongedaan te maken. De belanghebbende moet dan nieuwe feiten en omstandigheden aanvoeren (die bovendien bij het eerdere besluit niet als beroepsgrond naar voren konden worden gebracht) of de evidente onjuistheid van het eerdere besluit aantonen.De Raad oordeelt dat nieuwe jurisprudentie van de Raad en nieuw beleid van het Lisv naar aanleiding van die jurisprudentie, niet leiden tot de doorbreking van het onaantastbare karakter van het besluit. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan volgens de Raad niet slagen, omdat de betreffende werkgever zelf terecht verzekeringsplicht heeft aangenomen, terwijl concurrerende bedrijven van mening waren dat van verzekeringsplicht geen sprake was en bezwaar en beroep hebben ingesteld.


Commentaar

Op zichzelf brengt deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep weinig nieuws ten opzichte van eerdere jurisprudentie. De uitspraak vormt wel een goed voorbeeld van de vergaande beperkingen die gelden als men een besluit wil aanvechten, waarvan eerder de bezwaar- of beroepstermijn onbenut is gelaten.