Geen vergoeding niet-genoten vakantiedagen en ATV-dagen wegens opgewekt vertrouwen

Geen vergoeding niet-genoten vakantiedagen en ATV-dagen wegens opgewekt vertrouwen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2009 / 170
Vindplaats: Kantonrechter Winschoten 14 april 2009, www.rechtspraak.nl, ljn:BJ7439
Uitspraak

Bij een familiebedrijf in de metaalsector werken ongeveer vijftig werknemers. Daartoe behoren een vader, de oprichter van het bedrijf, en twee zonen. In 2007 is tussen de vader en één van de twee zonen een arbeidsconflict ontstaan, waarna de arbeidsovereenkomst op verzoek van de zoon door de kantonrechter per 1 januari 2008 is ontbonden met toekenning van een ontslagvergoeding van 213.500 euro bruto. Deze zoon was verkoopmanager en werkt in het bedrijf sinds 1990.

Daarna vordert de zoon vergoeding van 2230 overuren (vanaf 2002 gemaakt) tot een bedrag van ruim 93.000 euro, waarbij hij zich baseert op de CAO Metalektro. Verder vordert hij vergoeding van 274,5 vakantie- en ATV-dagen voor een bedrag van bijna 60.000 euro. Daarboven op vordert hij wettelijke verhoging, wettelijke rente en vergoeding van incassokosten. In totaal bedraagt de vordering bijna

230.000 euro.

Het bedrijf verweert zich met de stelling dat de hele zaak moet worden gezien in het kader van de verstoorde familieverhoudingen en dat het gaat om een wraakactie. Op de overuren zou geen recht bestaan omdat op grond van het niveau van de functie niet de CAO Metalektro maar de CAO voor het hoger personeel in de Metalektro van toepassing zou zijn, die geen vergoeding voor overwerk kent. Van de vakantie- en ATV-dagen is volgens het bedrijf geen registratie bijgehouden omdat binnen het bedrijf over de werktijden van de familieleden heel informeel werd gedacht. De zoon, die naast het bedrijf woonde, werkte wanneer dat nodig was, zonder dat ooit over vakantiedagen of werkuren werd gesproken.

De kantonrechter volgt het standpunt van de werkgever dat de CAO Metalektro niet van toepassing is, maar de algemeen verbindend verklaarde CAO voor het hoger personeel in de Metalektro. Daarmee bestaat geen recht op overwerkvergoeding. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de werknemer aanspraak maakt op vergoeding van vakantie- en ATV-dagen. Van een gewone werkgever - werknemer relatie was geen sprake. De familierelatie overheerste en de zoon was de beoogd opvolger van zijn vader. De kwestie van de niet opgenomen dagen is pas na het einde van de arbeidsovereenkomst aan de orde gesteld. Vrije dagen werden in onderling overleg opgenomen als dat kon zonder dat daar een administratie van bij werd gehouden. De zoon en zijn broer genoten ook bonussen die andere werknemers niet genoten. In deze omstandigheden hoefde het bedrijf er niet op te vertrouwen dat zij nog met een vordering tot vergoeding van niet genoten vakantie- en ATV-dagen zou worden geconfronteerd. De opstelling van de zoon heeft er aan bijgedragen dat het bedrijf geen tegenbewijs kan leveren doordat zij geen administratie van genoten vakantie- en ATV-dagen heeft bijgehouden.


Commentaar

De vordering van de werknemer was heel formeel en strikt conform de wet, terwijl partijen zich in hun arbeidsverhouding juist heel informeel hadden opgesteld. Met de verjaringstermijn was al rekening gehouden. Wat de werkgever dan resteert om de vordering te weerleggen, is een beroep op rechtsverwerking. Het recht op vergoeding van vakantie- en ATV-dagen zou dan moeten zijn “verwerkt” door de opstelling van de werknemer, waaruit de werkgever dan zou hebben moeten kunnen afleiden dat de werknemer geen aanspraak meer zou maken op de hem toekomende vergoeding van vakantie- en ATV-dagen. Het probleem met een beroep op rechtsverwerking is echter dat dit volgens de Hoge Raad alleen gehonoreerd kan worden als de werknemer iets actiefs gedaan heeft waaruit de werkgever kon afleiden dat de werknemer het hem toekomende recht niet meer zou uitoefenen. Enkel stilzitten is voor de werkgever onvoldoende om daarop het gerechtvaardigde vertrouwen te kunnen baseren dat het recht niet meer zou worden uitgeoefend. Daarom moest de kantonrechter teruggrijpen op een paardenmiddel uit het algemene civiele recht: vorderingen kunnen niet worden uitgeoefend als dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.