Gezamenlijke beleidsregels van UWV en belastingdienst over de beoordeling van het bestaan van een dienstbetrekking

Gezamenlijke beleidsregels van UWV en belastingdienst over de beoordeling van het bestaan van een dienstbetrekking
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 69
Vindplaats: Zie: Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking, besluit van 20 november 2002 van het UWV en van 22 november 2002 van de directeur-generaal van de belastingdienst namens de Staatssecretaris van FinanciÎn, Staatscourant 4 december 2002, nummer 234
Uitspraak

Sinds 1 januari 2002 bestaat de mogelijkheid om middels het vragen van een zelfstandigheidverklaring (verklaring arbeidsrelatie) meer duidelijkheid te krijgen over de vraag of arbeid in de zelfstandige uitoefening van een beroep of bedrijf wordt verricht. In dat geval is geen sprake van een ìfictieve dienstbetrekkingî en kan van inhoudingsplicht voor de loonbelasting en premies werknemersverzekeringen nog slechts sprake zijn als een gewone dienstbetrekking bestaat. Voor het geval van inhoudingsplicht op grond van het bestaan van een gewone dienstbetrekking biedt de zelfstandigheidverklaring geen oplossing, zij het dat de wet sinds 1 januari 2002 wel voorschrijft dat naheffing niet plaats vindt bij de opdrachtgever maar bij de opdrachtnemer, tenzij het UWV bewijst dat het bestaan van een gewone dienstbetrekking voor de opdrachtgever redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest.Zoals te verwachten was, ging het UWV vervolgens de volle aandacht verleggen naar de vraag of tussen opdrachtgever en opdrachtnemer sprake was van een gewone dienstbetrekking, om langs deze weg toch nog premies werknemersverzekeringen te kunnen heffen. Op grond hiervan ontstond behoefte aan meer duidelijkheid over de vraag wanneer sprake was van een gewone dienstbetrekking. Op 24 september 2002 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid medegedeeld dat het UWV en de belastingdienst werkten aan een gezamenlijke beleidsverklaring. Deze zou zodanige duidelijkheid geven dat naheffing van premies bij de opdrachtgever van arbeid wegens het bestaan van een gewone dienstbetrekking alleen nog zou kunnen plaatsvinden ten aanzien van nalatige en malverserende opdrachtgevers.Inmiddels is deze gezamenlijke beleidsverklaring verschenen. Grotendeels bevat deze beleidsverklaring een weergave van bestaande wetgeving en jurisprudentie. De beleidsverklaring geeft aan op welke wijze de arbeidsverhouding getoetst dient te worden in verband met de gevolgen voor loon- en premieheffing en op welke wijze getoetst moet worden of sprake is van een gewone dienstbetrekking. Daarnaast gaat de beleidsverklaring in op specifieke situaties, zoals:* het bestaan van een familieverhouding in relatie tot een eventuele gezagsverhouding;* het bestaan van een financieel belang in de onderneming in relatie tot een eventuele gezagsverhouding;* de situatie van waarneming bij (para-)medische beroepen;* de situatie bij franchising;* de situatie bij docenten van profit en non-profit organi-saties;* het bestaan van een vergunningsplicht in relatie tot een eventuele gezagsverhouding;* de situatie bij het bestaan van een uitzendovereenkomst;* de situatie van de directeur-grootaandeelhouder.Als de beleidsregels nog iets nieuws brengen, dan is het dat de opdrachtgever of opdrachtnemer de belastingdienst en het UWV kan verzoeken om een gezamenlijk en eensluidend standpunt. Het standpunt van de andere instantie dient dan bijgevoegd te worden. Het vragen van een dergelijk eensluidend standpunt laat onverlet dat tijdig bezwaar moet worden gemaakt. De beslissing op een bezwaarschrift kan wel worden verdaagd in verband met het verzoek om tot een eensluidend standpunt te komen.


Commentaar

Hoewel wij niet veel nieuws in de gezamenlijke beleidsverklaring hebben kunnen ontdekken, heeft het Platform Zelfstandige Ondernemers al laten weten dat de beleidsverklaring veel te ver gaat en dat het nauwelijks nog mogelijk zal zijn om aan premieheffing wegens het bestaan van een gewone dienstbetrekking te ontkomen. De beleidsverklaring zou het einde van de ´zelfstandige zonder personeel´ inluiden. Juist vanwege het feit dat er weinig nieuws onder de zon is, gaat deze conclusie ons te ver. Anderzijds zien wij echter ook niet hoe naheffing van loonbelasting en premies na de beleidsverklaring nog slechts zou kunnen plaatsvinden ten aanzien van nalatige en malverserende opdrachtgevers. Kennelijk veronderstelt de minister dat de beleidsverklaring zo duidelijk is dat iedere opdrachtgever die nu nog niet weet of hij loonbelasting en premies werknemersverzekeringen moet inhouden, wel nalatig moet zijn of wel moet malverseren. De praktijk tot nog toe leert echter dat het bestaan van inhoudingsplicht in veel gevallen onduidelijk is. Vanwege het gebrek aan ìnieuwsî zal dat ook na de beleidsverklaring zo blijven. Een ding is in elk geval wel duidelijk: het is uitermate onverstandig om aan een opdrachtnemer in twijfelgevallen niet een verklaring arbeidsrelatie te vragen. De opdrachtgever die dat doet is kennelijk in de ogen van de minister nalatig of malverseert.