Ketenregeling is niet van toepassing op tijdelijke uitbreidingen van urenomvang

Ketenregeling is niet van toepassing op tijdelijke uitbreidingen van urenomvang
Datum: 16-12-2019
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2019 / 362
Vindplaats: Kantonrechter Maastricht 11 december 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:11145
Uitspraak

Vier opeenvolgende tijdelijke uitbreidingen van de urenomvang van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd leverden volgens de kantonrechter geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op.

Bij een instelling voor voortgezet onderwijs werkt sinds 2 november 2010 een werkneemster als docente op part-time basis. De instelling komt met de werkneemster in de loop van de tijd een aantal uitbreidingen van de arbeidsovereenkomst overeen. De uitbreidingen zijn steeds tijdelijk en zij worden aangegaan om uiteenlopende redenen (vervanging van verschillende tijdelijk afwezige werknemers en een project). Soms wordt de arbeidstijd uitgebreid tot full-time, maar soms ook wat minder ver.
Uitbreidingen van de arbeidsomvang worden overeengekomen:
• van 1 augustus 2015 tot uiterlijk 1 augustus 2016;
• van 1 augustus 2016 tot uiterlijk 1 augustus 2017;
• van 1 augustus 2017 tot uiterlijk 1 augustus 2018;
• van 11 september 2017 tot uiterlijk 1 augustus 2018;
• van 1 augustus 2018 tot uiterlijk 1 augustus 2019.
Vanaf 22 november 2018 is de werkneemster arbeidsongeschikt. Zij werkte ten tijde van haar ziekmelding full-time. Vanaf 1 augustus 2019 betaalt de onderwijsinstelling het loon nog maar door op basis van het part-time dienstverband, derhalve zonder de uitbreiding van de uren tot full-time. De werkneemster vordert bij de kantonrechter loondoorbetaling op full-time basis, stellend dat de werkgever de ketenregeling ontduikt door in plaats van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd steeds tijdelijke uitbreidingen van de arbeidsomvang aan te bieden.
De kantonrechter beoordeelt of de laatste urenuitbreiding dient te worden beschouwd als een nieuwe opvolgende arbeidsovereenkomst. Is dat het geval, dan zou het de vierde arbeidsovereenkomst in de keten zijn. Er zou dan een full-time arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn ontstaan.
De kantonrechter wijst op de voor de rechter geldende verplichting om de Nederlandse wet zo veel mogelijk uit te leggen dat wordt voldaan aan de bepalingen van een Europese Richtlijn, volgens welke misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet worden voorkomen. Maar de kantonrechter oordeelt toch dat het partijen vrij staat om zowel bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd als bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd wijzigingen aan te brengen in de overeenkomst, waaronder een uitbreiding van het aantal uren. Zo lang de duur van de arbeidsovereenkomst daarbij niet gewijzigd wordt, beïnvloedt dat de werking van de ketenregeling niet. De vordering van de werkneemster wordt afgewezen.


Commentaar

De afwijzing van de vordering van de werkneemster lijkt niet erg rechtvaardig. De vraag is of de zaak voor de werkneemster beter zou zijn afgelopen als zij zich had beroepen op het rechtsvermoeden betreffende de omvang van de arbeidsduur. Zij zou haar loonvordering dan immers kunnen baseren op de gemiddelde arbeidsduur van enige periode van drie maanden waarin zij full-time werkte. Zou het feit dat sprake was van vervanging van tijdelijk afwezige collega’s c.q. van een project dan voor de werkgever voldoende zijn geweest om tegenbewijs te leveren?
Het standpunt van de kantonrechter zet voor werkgevers de weg open naar het omzeilen van de ketenregeling door niet steeds arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te bieden, maar door in plaats daarvan vanuit een arbeidsovereenkomst met een geringe arbeidsomvang steeds voor bepaalde tijd urenuitbreidingen aan te bieden. Voor de kantonrechter in Zwolle was dat in 2009 aanleiding om anders te beslissen dan de kantonrechter in deze zaak doet. Daar staan echter uitspraken tegenover van kantonrechters in Zutphen (2003), Apeldoorn (2003), Heerlen (2008), Utrecht (2010) en Maastricht (2016) waarin wordt besloten zoals de kantonrechter in deze zaak doet. Een mogelijke reden daarvoor is dat de ketenregeling in meer complexe gevallen onuitvoerbaar dreigt te worden als uitbreidingen van bestaande arbeidsovereenkomsten als een afzonderlijke arbeidsovereenkomst worden gezien. Als uitgegaan wordt van een systeem waarbij verschillende arbeidsovereenkomst op elkaar gestapeld worden kunnen namelijk situaties ontstaan waarbij niet meer duidelijk is welke arbeidsovereenkomst door welke andere wordt opgevolgd.
De beslissing die de kantonrechter in deze zaak moest nemen is dus niet nieuw, maar de kwestie is toch actueel omdat de vraag is of na 1 januari 2020 de hoge of lage premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds verschuldigd is, als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met vaste uren tijdelijk wordt uitgebreid met een aantal uren.