Lagere transitievergoeding voor kleine werkgever van toepassing?

Lagere transitievergoeding voor kleine werkgever van toepassing?
Datum: 01-05-2016
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2016 / 269
Vindplaats: Kantonrechter Tilburg 30 maart 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1838
Uitspraak

Een kleine werkgever kon geen beroep doen op de lagere transitievergoeding die bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen geldt, omdat niet werd voldaan aan de voorwaarde dat het resultaat van de onderneming gedurende de laatste drie jaren negatief was geweest. De verklaring van de accountant volgens welke het positieve resultaat in één van de drie boekjaren slechts te wijten was aan de storting van een financiële bijdrage, bracht daarin geen verandering.

Een stichting die zich bezig hield met de verzorging van onderwijs ten behoeve van zorgprofessionals vroeg in september 2015 bij het UWV toestemming voor ontslag op bedrijfseconomische gronden va veertien werknemers. In november 2015 weigert het UWV om de ontslagvergunning voor één werkneemster te verlenen. Het UWV is van mening dat de stichting weliswaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële situatie vraagt om aanpassing van de organisatie, maar het UWV is van mening dat de stichting bij gebreke aan objectief toetsbare criteria, zoals bijvoorbeeld de uitslag van een assessment, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen passende functies zijn waarin de werkneemster herplaatst kan worden. De stichting vraagt vervolgens de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de werkneemster te ontbinden. Anders dan het UWV is de kantonrechter van mening dat de stichting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen passende functies zijn waarin de werkneemster herplaatst kon worden. De vacatures waarop de werkneemster wijst mocht de stichting als niet passend beschouwen op grond van het feit dat de werkneemster niet voldeed aan de opleidingseisen. Anders dan de voor de functie vereiste competenties (die doorgaans in een assessment worden beoordeeld) gaat het hier om “harde” functie-eisen waaraan de stichting mocht vasthouden.
Vervolgens komt het beroep aan de orde dat de stichting had gedaan op de overbruggingsregeling die kleine werkgevers onder bepaalde omstandigheden tijdelijk in staat stelt om in geval van een ontslag op bedrijfseconomische gronden een lagere transitievergoeding te betalen. Om de lagere transitievergoeding te mogen betalen moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:
1. Het netto resultaat van de onderneming moet in de laatste drie boekjaren negatief zijn geweest.
2. Het eigen vermogen van onderneming moet aan het einde van het laatste boekjaar negatief zijn geweest.
3. De liquiditeit moet aan het einde van het laatste boekjaar negatief zijn geweest, in die zin dat het bedrag van de vlottende activa kleiner moet zijn geweest dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.
De resultaten van de stichting over de jaren 2013 en 2015 waren negatief, maar in 2014 werd een positief resultaat behaald. Dit positieve resultaat is uitsluitend te wijten aan het feit dat andere stichtingen die met de betreffende stichting waren verbonden een bijzondere financiële bijdrage hadden gedaan om het eigen vermogen van de stichting aan te vullen. Zonder die bijzondere bijdrage zou het resultaat over 2014 ook (sterk) negatief zijn geweest. De stichting overlegt daaromtrent een verklaring van zijn accountant een stelt dat onder die omstandigheden aan de voorwaarden voor het betalen van de lagere transitievergoeding is voldaan.
De kantonrechter volgt dat betoog echter niet. Volgens de kantonrechter gaat het om de vraag of de cijfers voldoende inzicht geven en niet om de interpretatie die aan de bedrijfsresultaten kan worden gegeven. Een dergelijke interpretatieve wijze van vaststelling van het bedrijfsresultaat acht de kantonrechter in strijd met de rechtszekerheid. De werknemer zou daartegen ook te moeilijk verweer kunnen voeren.


Commentaar

Onder voorwaarden kan een kleine werkgever die wegens financiële problemen een werknemer moet ontslaan volstaan met de betaling van een lagere transitievergoeding (namelijk alleen gebaseerd op de dienstjaren sinds 1 mei 2013). Het is aan het UWV (of in een geval zoals het onderhavige, waarin na weigering van de ontslagvergunning aan de kantonrechter wordt verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden: aan de kantonrechter) om te bepalen of aan die voorwaarden is voldaan. Die voorwaarden zijn bijzonder streng. De vraag rijst hoe het kan zijn dat een onderneming die al drie jaar verlies maakt, een negatief eigen vermogen heeft én een negatieve liquiditeit, niet reeds failliet is. De kantonrechter sluit nu ook de deur voor het “uitleggen” van cijfers teneinde de werkgever binnen het bereik van de overbruggingsregeling te brengen. De vraag is echter of dat zo verstandig is. Er valt wellicht wat te zeggen voor het beroep van de kantonrechter op de rechtszekerheid, maar het betoog van de stichting was toch ook zeker niet onredelijk. Bovendien betekent het niet willen uitleggen van cijfers ook dat geen weerwoord kan worden geboden aan manipulaties. In dit geval was door middel van een soort “storting” van eigen vermogen in één jaar een positief resultaat was bereikt. Hoe zou de kantonrechter hebben geoordeeld als het omgekeerde geval zich zou hebben voorgedaan, waarin de werkgever juist binnen het bereik van de overbruggingsregeling zou zijn gekomen door in een voorafgaand boekjaar een soort “onttrekking” aan het eigen vermogen te doen?