Lisv aansprakelijk voor schade als gevolg van onjuiste vaststelling arbeidsongeschiktheid

Lisv aansprakelijk voor schade als gevolg van onjuiste vaststelling arbeidsongeschiktheid
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1997 / 10
Vindplaats: Zie: rechtbank Assen (sector bestuursrecht) 24 maart 1997, Praktijkgids 1997, nr. 4771; RSV 1997/138
Uitspraak

Mevrouw M. is monteuse bij een bedrijf dat technische verlichting produceert. Op 3 juni 1991 wordt zij arbeidsongeschikt. Na een jaar een Ziektewet-uitkering te hebben ontvangen, wordt aan haar een AAW/WAO-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Op 28 april 1994 trekt de bedrijfsvereniging deze uitkering in, omdat mevrouw M. weliswaar ongeschikt zou zijn voor haar eigen werk, maar geschikt voor aan haar voorgehouden passende functies. Mevrouw M. gaat bij de sector bestuursrecht van de rechtbank in beroep tegen deze beslissing. Zij is van mening dat zij in staat is haar eigen werk te verrichten. Ten opzichte van haar werkgeefster verklaart zij zich bereid haar eigen werk te verrichten, maar de werkgeefster stelt zich op het standpunt dat zij eerst tot haar werk zal worden toegelaten, nadat de rechtbank heeft vastgesteld dat zij tot hervatting in staat is. De werkgeefster wijst daarbij op het feit dat de arbeidsdeskundige van de bedrijfsvereniging mevrouw M. ongeschikt heeft geacht voor haar eigen werk en dat de werkgeefster niet het risico kan lopen dat mevrouw M. onverzekerde arbeid verricht. Een procedure tot verkrijging van een ontslagvergunning voor mevrouw M. wordt door de werkgeefster in overleg met mevrouw M. aangehouden.
In de beroepsprocedure bij de rechtbank komt op 20 september 1995 vast te staan dat mevrouw M. op 28 april 1994 geschikt was haar eigen werk te verrichten. De bedrijfsvereniging deelt op 13 september 1996 mee in deze uitspraak te berusten. Bij de sector bestuursrecht van de rechtbank vordert mevrouw M. vervolgens schadevergoeding van de bedrijfsvereniging. De schade bestaat uit het gederfde loon verminderd met de ontvangen W.W.-uitkering.
De rechtbank overweegt dat in een beroepsprocedure schadevergoeding gevraagd kan worden en past de regels toe die gelden wanneer bij de burgerlijke rechter schadevergoeding wordt gevorderd als gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad. Volgens die regels levert een vernietigd overheidsbesluit een onrechtmatige daad op, ook als het overheidsorgaan niets te verwijten valt, zodat het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv), als rechtsopvolger van de per 1 maart 1997 opgeheven bedrijfsvereniging, aansprakelijk is. Ten aanzien van het voor een schadevergoedingsclaim noodzakelijke causale verband tussen het onrechtmatige besluit en de schade, merkt de rechtbank op dat de onjuiste beoordeling van de arbeidsdeskundige de reden is geweest voor de weigering van de werkgeefster om mevrouw M. tot het werk toe te laten. De stelling van het Lisv dat mevrouw M. de schade had moeten beperken door een loonvordering tegen haar werkgeefster in te stellen, verwerpt de rechtbank. Mevrouw M. zou daardoor de verstandhouding met haar werkgeefster in de waagschaal stellen. Bovendien stond mevrouw M. voor het dilemma dat zij door werkhervatting af te dwingen weliswaar de schade zou kunnen beperken, maar dat zij daarbij tegelijkertijd het risico zou lopen dat zij bij een eventuele hernieuwde uitval door arbeidsongeschiktheid niet verzekerd zou zijn. Mevrouw M. mocht er voor kiezen het besluit van de bedrijfsvereniging aan te vechten en het verloop van de beroepsprocedure af te wachten. Het Lisv wordt veroordeeld de schade van mevrouw M. te vergoeden.


Commentaar

Mevrouw M. had er ook voor kunnen kiezen haar werkgeefster aan te spreken tot betaling van loon, omdat de werkgeefster (achteraf) ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van haar aanbod tot het verrichten van werkzaamheden. Dan zou het aan de werkgeefster zijn geweest de aldus geleden schade op het Lisv te verhalen.