Ontslag en WW

Ontslag en WW
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2004 / 99
Vindplaats: Zie: Wetsvoorstellen 29738 en 29249
Uitspraak

De regering wil de dynamiek en mobiliteit op de arbeidsmarkt vergroten en de arbeidskosten voor werkgevers verminderen, om zo de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven te verbeteren. De leidende gedachte daarbij is dat werkgevers er sneller toe zullen overgaan personeel in dienst te nemen, naarmate het gemakkelijker wordt personeel te ontslaan. Werknemers zullen dan bovendien minder lang in de WW zitten. Vanuit die gedachte moet de ontslagvergoeding het ontgelden. De regering wil het betalen daarvan ontmoedigen, door uitbetaalde ontslagvergoedingen te verrekenen met de WW-uitkering van de werknemer. Een tweede doelstelling die de regering op die wijze beoogt te bereiken, is te voorkomen dat oudere werknemers de WW-uitkering gebruiken als een oneigenlijk middel om, als het ware, vroegtijdig te pensioneren.

De voorgenomen maatregel stuitte op veel kritiek, omdat werkgevers en werknemers juist door het toekennen van ontslagvergoedingen (in sociale plannen of op individuele basis) het starre Nederlandse ontslagrecht nog hanteerbaar houden. Uiteindelijk heeft de regering in het Sociaal Akkoord van 5 november 2004 aan de werkgevers- en werknemersorganisaties toegezegd om de maatregelen voorlopig tot
1 april 2005 op te schorten in afwachting van een advies van de Sociaal Economische Raad over de houdbaarheid van de WW in de toekomst. Indien de S.E.R. uiterlijk op 1 april 2005 tot een advies komt dat leidt tot eenzelfde afname van het aantal WW-uitkeringen als de regeringsplannen, zal de regering niet zonder zeer zwaarwegende redenen van dat advies afwijken. Ook het voornemen van de regering om de kortdurende WW-uitkering af te schaffen, wordt in afwachting van het S.E.R.-advies van de regering voorlopig opgeschort tot 1 april 2005. De kortdurende WW-uitkering voorziet werknemers die nog niet zo lang op de arbeidsmarkt actief zijn van een uitkering van maximaal zes maanden op het niveau van het minimumloon.

Per 1 april 2005 zijn dus nadere ontwikkelingen op het gebied van ontslag en WW te verwachten. Eén onderdeel van de regeringsplannen gaat wel al per 1 januari 2005 in. Eén van de eisen om in aanmerking te komen voor de loongerelateerde WW-uitkering (de "gewone" WW-uitkering ter grootte van 70% van het laatstgenoten loon) wordt aangescherpt. Voortaan moet een werknemer die in aanmerking wil komen voor een loongerelateerde WW-uitkering niet 26 van de laatste 39 weken gewerkt hebben, maar 39 van de laatste 52 weken (voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag). Daarmee hebben werknemers die op oproepbasis of seizoensbasis werkzaam zijn, minder snel recht op de loongerelateerde WW-uitkering.

De duur van het recht op de loongerelateerde WW-uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden. Deze duur varieert van zes maanden (arbeidsverleden van vier jaar) tot vijf jaar (arbeidsverleden van veertig jaar). Bij gebrek aan controleerbare gegevens over de duur van het arbeidsverleden van vóór 1998, wordt momenteel nog uitgegaan van vijf jaar werkelijk arbeidsverleden, aangevuld met fictief arbeidsverleden vanaf de 18-jarige leeftijd. Dit zal (vermoedelijk per 1 januari 2005) veranderen in het werkelijke arbeidsverleden vanaf 1998, aangevuld met fictief arbeidsverleden vanaf de 18-jarige leeftijd. Met het verstrijken van de jaren zal aldus over een steeds langere periode het werkelijke arbeidsverleden beslissend zijn voor de duur van het recht op de loongerelateerde WW-uitkering.