Ontslag van seksueel geïntimideerde werkneemster niet kennelijk onredelijk

Ontslag van seksueel geïntimideerde werkneemster niet kennelijk onredelijk
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 158
Vindplaats: Kantonrechter Haarlem 12 november 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BG4499
Uitspraak

Bij een groot bouwbedrijf was sinds 2000 een 52-jarige werkneemster werkzaam als keetdame/koffiejuffrouw op een bouwlocatie op Schiphol. Op 15 april 2005 meldt de werkneemster zich in overspannen toestand ziek. Als zij aangeeft dat zij al geruime tijd ongewenst seksueel wordt bejegend door een projectleider, stelt het bouwbedrijf deze projectleider op non-actief en laat zij door een gespecialiseerd extern bureau een klachtencommissie samenstellen, bestaande uit een jurist en een psycholoog/seksuoloog, die alle betrokkenen hoort. In haar onderzoeksverslag vermeldt de commissie dat zij aannemelijk acht dat de projectleider misbruik heeft gemaakt van zijn positie als leidinggevende en van de afhankelijkheid waarin de werkneemster na haar echtscheiding verkeerde, dat hij de werkneemster heeft gedwongen tot seksuele intimiteiten en dat hij de privacy van de werkneemster heeft geschonden door haar thuis te bezoeken en telefonisch lastig te vallen. Het advies van de commissie van juni 2005 luidt dat de projectleider schriftelijk moet worden berispt en te verstaan moet worden gegeven dat bij herhaling ontslag volgt. Het bouwbedrijf volgt dit advies op en plaatst de werknemer over, die in het najaar van 2007 ontslag neemt. Ten aanzien van de werkneemster adviseert de commissie om haar te laten terugkeren in een passende functie. Als deze zich daartoe niet in staat voelt wordt een re-integratiebedrijf ingeschakeld om passend werk bij een andere werkgever te zoeken. Uiteindelijk geeft de werkneemster echter aan een half jaar rust te willen nemen. Bij de WIA-keuring wordt zij volledig arbeidsongeschikt verklaard en aan haar wordt een WGA-uitkering toegekend. Het bouwbedrijf vraagt en krijgt een ontslagvergunning en zegt de arbeidsovereenkomst op per 1 september 2007. Het bouwbedrijf kent haar daarbij een ontslagvergoeding toe van 5.000 euro. Eerder had men het loon tijdens ziekte al volledig doorbetaald gedurende twee jaar. Daarnaast krijgt de werkneemster van het Schadefonds Geweldsmisdrijven een schadevergoeding van 21.500 euro.

De werkneemster vraagt echter de kantonrechter om een hogere ontslagvergoeding toe te kennen en wijst daarbij op bijna 62.000 euro aan inkomensderving en iets meer dan 19.000 euro aan pensioenschade. Zij stelt dat het bouwbedrijf geen maatregelen heeft genomen om haar tegen de projectleider te beschermen.

De kantonrechter wijst die vordering af. De stelling van de werkneemster dat het bouwbedrijf wist of moest weten dat de werkneemster seksueel geïntimideerd werd acht de kantonrechter niet bewezen. Het bouw-bedrijf heeft een gedegen onderzoek laten uitvoeren door een onafhankelijk en deskundig bureau. Ook was er een vertrouwenspersoon tot wie de werkneemster zich had kunnen wenden. De werkgeefster heeft zijn zorgverplichting tot bescherming van de werkneemster tegen seksuele intimidatie daarom niet geschonden. Hoewel de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster wel arbeidsgerelateerd is, kent de kantonrechter de werkneemster geen aanvullende ontslagvergoeding toe.


Commentaar

De werkgever heeft een verplichting om te zorgen voor veilige werkomstandigheden voor de werknemer, waarvan deel uitmaakt dat ook bescherming moet worden geboden tegen seksuele intimidatie. De werkgever heeft daarbij te zorgen dat deze bescherming “state of the art”is, dus voldoet aan de modernste opvattingen daarover. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een risicoaansprakelijkheid van de werkgever. Ook is de kantonrechter van mening dat de werkgever geen schuld treft van de seksuele intimidatie door een andere werknemer omdat een vertrouwenspersoon was aangesteld, gezorgd is voor een onderzoek van de klacht door een onafhankelijk en deskundig bureau en omdat de aanbevelingen van de commissie die de klacht heeft onderzocht door de werkgever zijn opgevolgd. Om die redenen acht de kantonrechter het ontslag niet kennelijk onredelijk en hoeft de werkgever geen hoge ontslagvergoeding te betalen.

Het bovenstaande geval geeft treffend aan dat het voor de werkgever ook loont om de wettelijk voorgeschreven maatregelen te treffen. Werkgevers kunnen dat zo nodig doen door zich aan te sluiten bij de Stichting Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen. Daaraan zijn artsen als vertrouwenspersoon verbonden. De klachtencommissie die kan worden samengesteld om een eventuele klacht te onderzoeken wordt dan overigens benoemd door hetzelfde bureau als dat voor de klachtafhandeling in het bovenstaande geval zorgde.