Ontslagvergoeding bij ontslag na twee jaar arbeidsongeschiktheid

Ontslagvergoeding bij ontslag na twee jaar arbeidsongeschiktheid
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1999 / 33
Vindplaats: Zie: HR 25 juni 1999, RvdW 1999, 107
Uitspraak

Een werknemer was sinds 1970 als sloper/sorteerder in deinst bij een handelsmaatschappij. Op 24 maart 1993 wordt hij arbeidsongeschikt. Met toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening wordt de arbeidsovereenkomst van de werknemer na twee jaar arbeidsongeschiktheid opgezegd per 1 september 19995. Reden van opzegging is de arbeidsongeschiktheid van de werknemer en het ontbreken van passende herplaatsingsmogelijkheden. De werknemer is op dat moment 49 jaar oud en 25 jaar in dienst geweest. Omdat aan de werknemer slechts Eén maandsalaris als ontslagvergoeding is aangeboden (welk aanbod de werknemer heeft geweigerd) stelt de werknemer bij de kantonrechter een vordering in wegens kennelijk onredelijk ontslag. De vordering strekt tot verkrijging van een schadevergoeding van ƒ 100.000,00. Tijdens de procedure stelt de werknemer dat hij milieu- en gezondheidsonvriendelijk werk heeft gedaan en dat dit naar zijn overtuiging aan zijn arbeidsongeschiktheid heeft bijgedragen. De werkgever ontkent het eerste niet, maar stelt dat het werk niet aan de arbeidsongeschiktheid van de werknemer heeft bijgedragen en wijst er op dat hij steeds heeft voldaan aan alle maatregelen die in het belang van de gezondheid van de werknemers zijn voorgeschreven. De werkgever betoogt verder dat hij zijn werkzaamheden inmiddels grotendeels heeft moeten staken en dat hij niet in staat is de werknemer (en andere inmiddels ontslagen werknemers) een hogere ontslagvergoeding toe te kennen. De kantonrechter te Tiel oordeelt daarop dat er geen grond is om het ontslag als kennelijk onredelijk te kwalificeren. De werknemer gaat tegen dat vonnis in hoger beroep. Bij de rechtbank te Arnhem vindt hij een beter gehoor. De rechtbank acht het ontslag bij gebreke van een passende ontslagvergoeding onredelijk, gelet op het feit dat de arbeidsongeschiktheid volgens de arbeidsdeskundige van de Gemeenschappelijke Medische Dienst ’kennelijk is veroorzaakt door althans nauw samenhangt met’ het bij de werkgever verrichte werk. het lange dienstverband van de werknemer, de leeftijd van de werknemer en diens mogelijkheid andere passende arbeid te vinden. De rechtbank kent aan de werknemer een ontslagvergoeding toe van ƒ 30.000,00 en gaat voorbij aan het verweer van de werkgever dat andere werknemers vanwege de financiële toestand van de werkgever geen ontslagvergoeding hebben ontvangen, omdat die financiële toestand onvoldoende is aangetoond en de onderhavige werknemer, in tegenstelling tot de andere, niet is ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen, maar vanwege zijn arbeidsongeschiktheid.
Als de werkgever cassatieberoep instelt bij de Hoge Raad, vangt hij daar bot. De Hoge Raad beoordeelt de motivering van de rechtbank niet als ’geheel gelukkig’ maar begrijpt die zo dat de rechtbank van mening is geweest dat de werknemer ten onrechte is afgedankt nadat hij de zware werkzaamheden die hij tot dan verrichtte, niet meer kon verrichten. In deze gedachtengang is het volgens de Hoge Raad niet vereist dat de werknemer arbeidsongeschikt is geworden doordat hij het zware werk zo lang heeft gedaan, maar is voldoende dat hij arbeidsongeschikt is geworden nadat hij het werk zo lang heeft gedaan.


Commentaar

In de praktijk blijkt inmiddels al dat rechtshulpverleners van werknemers het bovenstaande arrest van de Hoge Raad aangrijpen om een ontslagvergoeding te vorderen in alle gevallen waarin een oudere werknemer met een relatief lang dienstverband wordt ontslagen. Wij betwijfelen of dat noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad gaat uitdrukkelijk uit van de gedachte dat de werknemer is ’afgedankt’ toen hij de zware arbeid niet meer kon verrichten. Een rol lijkt daarbij te hebben gespeeld dat de werknemer nog wel lichtere arbeid kon doen, maar dat de werkgever deze arbeid niet kon of wilde aanbieden. Naar onze mening is zeer verdedigbaar dat op het arrest geen beroep kan worden gedaan in situaties waarin enig verband tussen de arbeidsongeschiktheid en de verrichte werkzaamheden niet aannemelijk is, of zelfs is uitgesloten. Zo zal bijvoorbeeld een werknemer die kantoorwerkzaamheden verrichtte en door een ongeval in de privé-sfeer arbeidsongeschikt is geworden, naar onze mening nog steeds geen ontslagvergoeding kunnen claimen, ook al is hij relatief oud en relatief lang in dienst. Het arrest van de Hoge Raad geeft echter wel aan dat aan het bewijs van het verband tussen arbeidsongeschiktheid en de verrichte werkzaamheden niet al te strenge eisen mogen worden gesteld.