Persoonlijke omstandigheden moeten meewegen bij beoordeling dringende reden voor ontslag op staande voet

Persoonlijke omstandigheden moeten meewegen bij beoordeling dringende reden voor ontslag op staande voet
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2000 / 37
Vindplaats: Zie: HR 21 januari 2000, RvdW 2000, 26
Uitspraak

Bij de Hema is sinds 1960 een verkoopchef/plaatsvervangend bedrijfsleider in dienst. In verband met een reorganisatie is Hema met de werknemer (58 jaar oud) overeengekomen dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 30 september 1995 zal ontbinden. Hema verplichtte zich daarbij de sociale zekerheidsuitkeringen van de werknemer conform een sociaal plan aan te vullen. Omdat de werknemer voorafgaand aan 30 september 1995 verlofdagen zou opnemen, zou 29 juli 1995 zijn laatste werkdag zijn. Op die dag wordt de werknemer betrapt bij het meenemen van twee flessen motorolie van ƒ 4,95 per stuk, die niet betaald waren en tot het meenemen waarvan hij geen toestemming had gekregen. De werknemer wijt een en ander aan vergeetachtigheid. Op maandag 31 juli 1995 wordt de werknemer geschorst tot het einde van zijn vakantiereis, die op 31 juli 1995 aanving en op 23 augustus 1995 zou eindigen. Toen de werknemer al op 12 augustus 1995 van vakantie terugkeerde, heeft Hema hem bij brief van 14 augustus 1994 opgeroepen voor een gesprek op 17 augustus 1995. Tijdens dat gesprek werd de werknemer op staande voet ontslagen, welk ontslag diezelfde dag nog schriftelijk bevestigd is. Een en ander is conform de bij Hema geldende “voorschriften ter voorkoming van derving”.
Als de werknemer het ontslag aanvecht acht de kantonrechter het ontslag nietig, maar de rechtbank daarentegen vindt de reden voldoende dringend en het ontslag onverwijld gegeven. In cassatie voor de Hoge Raad gaat het om de vraag of de rechtbank bij het beoordelen van de dringendheid van de ontslagreden de persoonlijke omstandigheden van de werknemer (leeftijd, onevenredig zware gevolgen van het ontslag door het wegvallen van de aanvulling op de sociale zekerheidsuitkeringen, meenemen van flessen motorolie op (in feite) de laatste werkdag) moeten worden meegewogen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank deze omstandigheden inderdaad had moeten laten meewegen. Nu uit het vonnis van de rechtbank daarover niets blijkt is de rechtbank naar de mening van de Hoge Raad óf uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting óf heeft de rechtbank zijn vonnis onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt daarom het vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam om een nieuw oordeel over de dringendheid van de ontslagreden te geven, dit maal met medewegen (en vermelding in de uitspraak daarvan) van de persoonlijke omstandigheden van de werkgever.


Commentaar

Het geven van een ontslag op staande voet wordt er niet eenvoudiger op. Het is al niet eenvoudig vooraf te beoordelen of een ontslagreden voldoende dringend is om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De Hoge Raad had al eerder geoordeeld dat persoonlijke omstandigheden bij de beoordeling van de dringende reden moeten worden meegenomen en dat het niet zo kan zijn dat de ontslagreden voldoende dringend geacht wordt, maar dat de werkgever desondanks tot betaling van een ontslagvergoeding wordt veroordeeld op grond van persoonlijke omstandigheden van de werknemer (meestal: relatief oude werknemer die relatief lang in dienst is, geringe kansen op de arbeidsmarkt, grote gevolgen van het ontslag in verhouding tot aard van vergrijp van de werknemer). Uit dit arrest blijkt nog eens dat omstandigheden als deze ook allemaal vooraf moeten worden meegewogen voordat beoordeeld kan worden of een ontslag op staande voet rechtvaardig is. De werkgever doet er goed aan in zijn ontslagbrief aan te geven deze omstandigheden te hebben meegewogen en desondanks tot ontslag te hebben besloten.