Sectorgewijs vastgestelde gedifferentieerde WAO-premie kleine werkgevers niet in strijd met wet

Sectorgewijs vastgestelde gedifferentieerde WAO-premie kleine werkgevers niet in strijd met wet
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2007 / 134
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 5 april 2007, www.rechtspraak.nl, ljn: BA2480
Uitspraak

In een proefprocedure heeft een aantal brancheorganisaties uit de detailhandel aangevoerd dat de gedifferentieerde WAO-premie voor kleine werk-gevers in de sector detailhandel en ambachten (welke premie sinds 2004 voor kleine werkgevers per sector wordt vastgesteld) te hoog was vastgesteld. De reden hiervan was dat het UWV bij de vaststelling van de hoogte van de sectorpremie ook de zogenaamde "indirecte uitkeringslasten" had meegeteld. Dat zijn WAO-uitkeringen die zijn uitbetaald aan werknemers die op het moment waarop zij arbeidsongeschikt werden in dienst waren bij werkgevers die inmiddels (door faillissement of anderszins) geen werkgever meer zijn. In het jaar 2005 bestond het bedrag van de WAO-uitkeringen dat in aanmerking werd genomen voor het vaststellen van de sectorpremie voor de sector detailhandel en ambachten voor een onbegrijpelijk hoogachtend deel van maar liefst 50,96% uit indirecte uitkeringslasten!

Eerder had de rechtbank Breda op 4 april 2006 de brancheorganisaties in de proefprocedure (gedeeltelijk) in het gelijk gesteld door te oordelen dat het UWV bij het vaststellen van de sectorpremie ten onrechte een nieuw element in de berekening van de gedifferentieerde premie geïntroduceerd had door de "indirecte uitkeringslasten" mee te tellen.

Van de uitspraak van de rechtbank Breda hadden zowel het UWV als de brancheorganisaties hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Het UWV heeft in hoger beroep betoogd dat de sectorpremie wel juist was vastgesteld. De branche-organisaties hebben betoogd dat het niet het besluit van het UWV tot vaststelling van de sectorpremie was dat niet in de haak was, maar dat het uitvoeringsbesluit van de regering waarop het UWV de vaststelling van de sectorpremie baseerde in strijd was met de wet.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Breda vernietigd en het beroep van de brancheorganisaties alsnog ongegrond verklaard.

De Raad oordeelt allereerst dat het UWV de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie over het jaar 2005 heeft vastgesteld. Het UWV had namelijk betoogd dat slechts was vastgesteld dat de betreffende werkgever als kleine werkgever zou worden aangemerkt. Dat betekent dat de Centrale Raad van Beroep net als de rechtbank Breda toekomt aan beoordeling van de vraag of het uitvoeringsbesluit van de regering in strijd is met de wet en aan de vraag of het besluit van het UWV tot vaststelling van de sectorpremie in strijd is met dat uitvoeringsbesluit.

Ten aanzien van de vraag of het uitvoeringsbesluit van de regering in strijd is met de wet volgt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank Breda. De vraag of het besluit van het UWV tot vaststelling van de sectorpremie in strijd is met dat uitvoeringsbesluit, beantwoordt de Centrale Raad van Beroep anders dan de rechtbank. De Raad is van mening dat het meerekenen van de indirecte uitkeringslasten past bij de sectorgewijze vaststelling van de premie voor kleine werkgevers, die nu eenmaal anders is dan de wijze van vaststelling van de premie voor grote werkgevers.


Commentaar

Uitermate teleurstellend is dat de Centrale Raad van Beroep in deze zaak, die door ons kantoor is gevoerd, geen uitspraak doet op de belangrijkste grief van de brancheorganisaties. Die hield in dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de "indirecte uitkeringslasten" gelijkelijk zouden worden verdeeld over alle werkgevers in Nederland. Voor het betalen van deze uitkeringen wordt daartoe het zogenaamde "rekenpercentage", dat de basis is voor de berekening van de gedifferentieerde WAO-premie, iets hoger vastgesteld dan anders het geval zou zijn geweest. Daarom was het volgens de brancheorganisaties in strijd met de wet dat op grond van het uitvoeringsbesluit sectoren met relatief veel "indirecte uitkeringslasten" alsnog een hogere premie zouden betalen dan sectoren met relatief weinig "indirecte uitkeringslasten".

Waarschijnlijk wordt deze grief opnieuw aan de Centrale Raad van Beroep voorgelegd in een nieuwe proefprocedure, zodat de Raad er alsnog over moet beslissen. Kleine werkgevers die in de jaren 2005, 2006 of 2007 bezwaar gemaakt hebben tegen de beslissingen tot vaststelling van de hoogte van hun gedifferentieerde WAO-premie zouden dan ook kunnen overwegen om hun bezwaren (waarvan de behandeling is aangehouden in afwachting van de proefprocedure) nog niet in te trekken. Het handhaven van het bezwaar heeft echter alleen zin als de werkgever behoort tot een sector met relatief hoge "indirecte uitkeringslasten", zoals met name de sector detailhandel en ambachten. Indien de nieuwe proefprocedure succesvol zou zijn, is daarvan het gevolg dat de premie van kleine werkgevers in sectoren met relatief veel indirecte uitkeringslasten omlaag moet. Omgekeerd zou de premie stijgen voor kleine werkgevers in sectoren met relatief weinig indirecte uitkeringslasten.