UWV weigert ten onrechte bekorting loonsanctie

UWV weigert ten onrechte bekorting loonsanctie
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2011 / 198
Vindplaats: Rechtbank Breda 22 juni 2011, www.rechtspraak.nl, ljn: BR0236
Uitspraak

Het UWV legt bij besluit van 4 mei 2009 aan een werkgever een loonsanctie op wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen ten opzichte van een werknemer die op 5 juli 2007 is uitgevallen voor zijn werk als Key Account Manager. Het UWV is van mening dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan om de inschakeling van de werknemer in arbeid bij een andere werkgever te bevorderen. In de terminologie van het UWV heet het dat de werkgever “geen adequaat spoor 2 traject heeft opgezet”. De werkgever wordt door het opleggen van de loonsanctie verplicht nog 52 weken langer (70% van) het loon aan de zieke werknemer door te betalen. Bezwaar bij het UWV en beroep bij de rechtbank mag de werkgever niet baten, zij het dat in bezwaar wel het aanvankelijk ook nog door het UWV naar voren gebrachte verwijt vervalt, volgens welke de werkgever alsnog onderzoek moet doen naar de mogelijkheden voor passende arbeid voor de werknemer in de eigen onderneming (“onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden in spoor 1”). De arbeidsdeskundige van het UWV geeft aan dat van de werkgever nu als resultaat wordt verwacht dat de werknemer werkt in structureel werk met een loonwaarde van tenminste 65% of dat een adequaat re-integratietraject naar werk bij een andere werkgever is afgerond.

Op 27 augustus 2009 vraagt de werkgever een deskundigenoordeel aan het UWV. De werkgever wil weten of inmiddels voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Het UWV merkt deze aanvraag in overleg met de werkgever aan als een aanvraag om de loonsanctie te bekorten. De arbeidsdeskundige van het UWV oordeelt dat de werkgever zich nu wel voldoende inspant om de re-integratie van de werkgever te bevorderen, maar is van mening dat de loonsanctie desondanks niet moet worden bekort omdat geen van de resultaten is bereikt die bij het opleggen van de loonsanctie zijn aangegeven.

De werkgever tekent opnieuw bezwaar aan tegen deze beslissing van het UWV, maar tevergeefs. Bij de rechtbank heeft de werkgever meer succes. De rechtbank is van mening dat het UWV ten onrechte voor bekorting van de loonsanctie van de werkgever verlangt dat een bepaald resultaat wordt bereikt. De Beleidsregels beoordelingskader poortwachter van het UWV brengen niet met zich mee dat een loonsanctie kan worden opgelegd als niet een bepaald resultaat is bereikt en als dat anders was, zou het in strijd met de wet zijn. En waar het bereiken van een bepaald resultaat niet vereist is voor het opleggen van de loonsanctie, kan het volgens de rechtbank ook geen verplichting zijn bij het bekorten van de loonsanctie. Het UWV had volgens de rechtbank ook moeten beoordelen of de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Omdat het UWV al heeft aangegeven dat dat inderdaad het geval is, doet de rechtbank de zaak zelf af en wordt de loonsanctie alsnog bekort.


Commentaar

Een loonsanctie heeft uitdrukkelijk niet als doel de werkgever te bestraffen, maar alleen om de werkgever ertoe te bewegen om gebreken in het re-integratieproces te herstellen. Bij het opleggen van loonsancties geeft het UWV echter steeds aan dat opheffing van de loonsanctie (pas) kan worden verzocht als een bepaald resultaat bereikt is. Daardoor wordt bijvoorbeeld van een werkgever die enkele weken te laat “het tweede spoor” gestart heeft, vereist dat de werknemer in voldoende mate te werk is gesteld of dat het hele tweede spoor traject is afgerond. Dat resultaat wordt in de praktijk echter helemaal niet (tewerkstelling) of pas na een groot aantal weken (afronding traject) bereikt, zodat een verzuim dat heeft geleid tot een vertraging van de re-integratie met enkele weken, vaak een sanctie van 52 weken tot gevolg heeft. Het is daarom zeer terecht dat de rechtbank zich tegen dat standpunt van het UWV heeft uitgesproken. Gelet op het feit dat de rechtbank hier een vaste gedragslijn van het UWV afkeurt, ligt het voor de hand dat het UWV hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep zal instellen. Afgewacht zal dan nog moeten worden wat het standpunt van de Centrale Raad van Beroep zal zijn. Die heeft zich tot nog toe in loonsanctiezaken op weinig sympathie voor het standpunt van werkgevers laten betrappen.