Verval van wettelijke vakantiedagen tijdens ziekte; beperkte opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen tijdens ziekte

Verval van wettelijke vakantiedagen tijdens ziekte; beperkte opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen tijdens ziekte
Datum: 21-02-2016
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2016 / 266
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 27 januari 2016, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBMNE:2016:434
Uitspraak

De wettelijke vakantiedagen van een arbeidsongeschikte werknemer waren deels vervallen en voor de bovenwettelijke vakantiedagen gold op grond van de arbeidsovereenkomst een afwijkende opbouwregeling.

Een werknemer was van 1 januari 2009 tot en met 31 oktober 2014 bij een werkgever in dienst geweest, maar sinds 17 augustus 2011 arbeidsongeschikt. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst claimde de werknemer vergoeding van zijn wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen over de jaren 2012 tot en met 2014. De werkgever was van mening dat de wettelijke vakantiedagen over 2012 en 2013 vervallen waren omdat de werknemer deze niet uiterlijk op 1 juli 2013 respectievelijk 1 juli 2014 had opgenomen. Voor wat betreft de bovenwettelijke vakantiedagen beriep de werkgever zich er op dat deze volgens de arbeidsovereenkomst slechts werden opgebouwd over het tijdvak van de laatste zes maanden waarin wegens arbeidsongeschiktheid niet was gewerkt. Volgens de wet geldt de vervaltermijn voor de wettelijke vakantiedagen (zes maanden na afloop van het jaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd) als de werknemer tijdens het betreffende jaar en gedurende de periode van zes maanden daarna zijn vakantiedagen niet heeft opgenomen. Een uitzondering geldt echter als de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om de vakantiedagen op te nemen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat werknemers die re-integratiemogelijkheden hebben ook in staat zijn om vakantie op te nemen. De werknemer stelde dat pas vanaf 12 mei 2014 sprake was van re-integratie. De kantonrechter oordeelde echter dat de werknemer al veel eerder in staat was tot re-integratie (aan de werkgever was een loonsanctie opgelegd wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen) en dat daarom de wettelijke vakantiedagen over 2012 en 2013 vervallen waren.
De kantonrechter honoreerde ook het verweer van de werkgever dat voor wat betreft de bovenwettelijke vakantiedagen in de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was afgeweken van de bepaling in de wet die opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte koppelt aan de duur van de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte. Daarom bouwde de werknemer de bovenwettelijke vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid slechts gedurende zes maanden op.


Commentaar

Het zeer de vraag of de kantonrechter op juiste gronden heeft besloten dat bij de opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen tijdens ziekte kan worden afgeweken van de wet. Het wetsartikel waarop de kantonrechter zijn standpunt baseert (artikel 7:635 lid 5 B.W.), staat voor de bovenwettelijke vakantiedagen alleen afwijking toe van de bepalingen van de leden 1 tot en met 4 van dat artikel. De opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte is echter gebaseerd op artikel 7:634 B.W.