Voormalig directeur/grootaandeelhouder niet verplicht verzekerd

Voormalig directeur/grootaandeelhouder niet verplicht verzekerd
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2005 / 105
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 3 maart 2005, nummer 03/5029 CSV, www.rechtspraak.nl, ljn: AT 3474
Uitspraak

Een besloten vennootschap die een groothandel in zwembaden, whirlpools en aanverwante artikelen uitoefent, heeft drie directeuren die alle drie (middels persoonlijke vennootschappen) éénderde van de aandelen bezitten. Op 18 mei 2002 draagt één van de technisch directeuren zijn aandelen over aan één van de twee andere directeuren. De koopsom van de aandelen wordt voor tweederde gedeelte gefinancierd door een banklening en voor éénderde gedeelte door een achtergestelde geldlening van de persoonlijke vennootschap van de technisch directeur.

De technisch directeur bouwt vanaf 1 januari 2000 zijn activiteiten af, in die zin dat hij tot 1 september 2000 vier dagen per week werkt, en tot 1 juli 2002 drie dagen per week. Hij krijgt daarvoor een vergoeding van


Commentaar

De verzekeringsplicht van de directeur/minderheidsaandeelhouder is tamelijk problematisch. Op grond van de wet is de directeur/aandeelhouder in een aantal gevallen uitgesloten van verzekeringsplicht. De belangrijkste gevallen die aldus uitgesloten zijn, betreffen het geval van de directeur die tenminste 50% van de stemmen in de aandeelhoudersvergadering uitbrengt, het geval van de directeur die (mede gelet op statutaire bepalingen over een versterkte meerderheid) zoveel stemmen in de aandeelhoudersvergadering kan uitbrengen dat hij een ontslagbesluit kan tegenhouden en het geval van de directeuren die allemaal evenveel stemmen in de aandeelhoudersvergadering uitbrengen. Van de directeur/aandeelhouder die niet onder één van de wettelijk uitgezonderde categorieën valt, moet het UWV met name aannemelijk maken dat hij in een gezagsverhouding staat tot de aandeelhoudersvergadering. Het gaat dan vaak om gevallen waarin de positie van de directeur/minderheidsaandeelhouder meer weg heeft van die van een ondernemer dan die van een werknemer. Desalniettemin neemt de Centrale Raad van Beroep niet snel aan dat de directeur/minderheidsaandeelhouder niet verplicht verzekerd is. Daaraan ligt kennelijk de gedachte ten grondslag dat de solidariteit die de basis is van de werknemersverzekeringen niet snel doorbroken mag worden. In dit geval was voor de Centrale Raad van Beroep echter van groot belang dat de directeur/minderheidsaandeelhouder meer te vergelijken was met de ondernemer die zijn activiteiten als zelfstandige aan het afbouwen is. Toen er ook materieel voldoende aanwijzingen waren op grond waarvan aannemelijk was dat de directeur/minderheidsaandeelhouder niet ontslagen zou worden, was dat voor de Raad kennelijk voldoende om een uitzondering op de verzekeringsplicht aan te nemen.