Werkgever valt wel onder een ander pensioenfonds maar hoeft premies niet met terugwerkende kracht af te dragen

Werkgever valt wel onder een ander pensioenfonds maar hoeft premies niet met terugwerkende kracht af te dragen
Uitspraak

Een werkgever viel wel onder het bedrijfstakpensioenfonds en de fondsen voor de bedrijfstak Metaal en Techniek, maar hoefde de bijbehorende premies niet met terugwerkende kracht af te dragen.

Een bedrijf dat zich bezighield met het ontwerpen en uitvoeren van werken op het gebied van geleiderails (vangrails) had een geschil met de organisatie die optrad als uitvoerder van de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds van de bedrijfstak Metaal en Techniek en van diverse fondsen voor die bedrijfstak. De uitvoerder was van mening dat het bedrijf onder de werkingssfeer van de diverse regelingen voor de Metaal en Techniek viel. Het bedrijf zelf was aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouw en droeg bijdragen af aan de diverse fondsen van die bedrijfstak. Over het geschilpunt, waarmee een financieel belang gemoeid was van € 2,5 miljoen, was al uitvoerig geprocedeerd. In 2005 had de kantonrechter het bedrijf in het gelijk gesteld en dat vonnis was in 2009 door het gerechtshof in hoger beroep bekrachtigd. De Hoge Raad had in 2011 echter het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar een ander gerechtshof. Daarbij had de Hoge Raad overwogen dat het oordeel van het hof dat het bedrijf onder de CAO voor de Bouw viel, niet in stand kon blijven. Het gerechtshof waarnaar de zaak verwezen was, had geoordeeld dat het bedrijf van 1 januari 2001 tot 1 mei 2012 als werkgever viel onder de werkingssfeer van het bedrijfspensioenfonds van de bedrijfstak Metaal en Techniek en, gedurende de perioden van algemeenverbindendverklaring, ook van de diverse CAO’s in die bedrijfstak. Bepalend daarvoor was de uitleg die de Hoge Raad had gegeven aan een uitzonderingsbepaling in de omschrijving van de werkingssfeer van de CAO voor de Bouw voor het uitvoeren van werken “geheel of nagenoeg geheel in staal”. Het gerechtshof had echter ook overwogen dat het bedrijf niet met terugwerkende kracht aan zijn betalingsverplichtingen ten opzichte van het bedrijfstakpensioenfonds en de andere bedrijfstakfondsen behoefde te voldoen. Het gerechtshof had daarbij gewezen op de aanzienlijke nadelige gevolgen die terugwerkende kracht voor het bedrijf zou hebben. Voor het hof was ook van belang dat het bedrijf een standpunt had ingenomen dat alleszins pleitbaar was, gelet op het feit dat de kantonrechter, het gerechtshof en de Advocaat-Generaal van de Hoge Raad het met het bedrijf eens waren geweest. Pas vanaf het moment van het arrest van de Hoge Raad waren de premies verschuldigd. Verdere terugwerkende kracht werd door het gerechtshof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht. Dit oordeel van het gerechtshof bleef bij de Hoge Raad in stand.


Commentaar

Geschillen over de toepasselijkheid van de pensioenregeling van een bedrijfstakpensioenfonds en de sociale fondsen van een bedrijfstak komen in de praktijk vaker voor. Meestal zijn zij het gevolg van een wijziging van de sectorindeling door de belastingdienst. Met name de overstap van de ene pensioenregeling naar de andere zorgt dan nog al eens voor problemen. Terugwerkende kracht van de afdrachten aan het bedrijfstakpensioenfonds en de sociale fondsen zetten het probleem doorgaans op scherp. Het oordeel van de Hoge Raad dat terugwerkende kracht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn, is dan ook van groot belang.