WGA-uitkering van werknemer wordt alsnog een IVA-uitkering

WGA-uitkering van werknemer wordt alsnog een IVA-uitkering
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2011 / 202
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 30 september 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BT6623
Uitspraak

De volledige arbeidsongeschiktheid van een werknemer met psychische klachten was volgens de Centrale Raad van Beroep duurzaam. Het UWV moest daarom de toegekende WGA-uitkering intrekken en alsnog met terugwerkende kracht een IVA-uitkering toekennen.



Wat was er aan de hand?

Een werknemer lijdt aan een posttraumatisch stress stoornis en aan een ernstige depressieve stoornis. Aan hem wordt met ingang van 18 april 2006 een WGA-uitkering toegekend. De werknemer is dan volledig (80-100%) arbeidsongeschikt. Op 15 januari 2008 besluit het UWV deze uitkering per 1 april 2008 in te trekken omdat de werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De werknemer is het daarmee niet eens en tekent bezwaar aan bij het UWV. Het UWV besluit dan dat de WGA-uitkering per een latere datum (23 september 2008) wordt ingetrokken, omdat hij per die latere datum alsnog minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De werknemer is het ook daarmee niet eens en stelt beroep in bij de rechtbank. Als die het beroep ongegrond verklaart, gaat de werknemer in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De vasthoudendheid van de werknemer wordt beloond, want daar heeft hij meer succes. De Centrale Raad van Beroep laat een deskundige een rapport uitbrengen. Dat rapport is voor het UWV aanleiding om de werknemer per 23 september 2008 wel volledig (80-100%), maar niet duurzaam arbeidsongeschikt te achten. Volgens de bezwaarverzekeringsarts van het UWV zijn de vastgestelde ziektes nog niet adequaat behandeld omdat de diagnoses pas recent zijn gesteld. Daarom zou van een eindtoestand nog geen sprake zijn. Dat betekent dat het UWV alsnog wel weer een (volledige) WGA-uitkering toekent. Maar ook daarmee is de werknemer nog niet tevreden. Hij stelt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, zodat aan hem een IVA-uitkering moet worden toegekend. De Centrale Raad van Beroep is het daarmee eens en kent uiteindelijk alsnog vanaf 23 september 2008 een IVA-uitkering toe.



Hoe komt de Centrale Raad van Beroep tot zijn oordeel?

Op basis van de rapportage van de door de Centrale Raad van Beroep ingeschakelde deskundige concludeert de Raad dat op lange termijn een niet meer dan geringe kans op herstel bestaat. Weliswaar heeft pas vanaf oktober 2008 een gerichte behandeling plaatsgevonden, maar de Raad is van mening dat desondanks geen blijvende, significante verbetering kan worden verwacht. Resultaten van een eerdere psychische behandeling zijn uitgebleven en de behandelende psychiater heeft ernstige twijfels bij de geschiktheid van de werknemer voor welke vorm van psychotherapie dan ook. De prognose is bovendien ongunstig door de samenloop van de twee stoornissen en door het soort trauma (fysieke bedreiging door een ander) dat aan de posttraumatische stress stoornis ten grondslag ligt. Tenslotte acht de Raad van belang dat ook de ingeschakelde deskundige van oordeel is dat de werknemer niet in staat is om van psychotherapie te profiteren.


Commentaar

Van alle WIA-uitkeringen wordt 80% toegekend wegens volledige arbeidsongeschiktheid. Het UWV kent in 75% van die gevallen een WGA-uitkering toe en in de andere 25% een IVA-uitkering. Een IVA-uitkering moet worden toegekend als de volledige arbeidsongeschiktheid duurzaam is. Duurzaamheid wil zeggen dat er geen kans op herstel meer is, dan wel een niet meer dan geringe kans op herstel. Het UWV moet volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep bij het oordeel over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid concreet en deugdelijk onderbouwen wat de herstelkans van de betreffende werknemer is. Daarbij moet de verzekeringsarts van het UWV de toekomstige functionele mogelijkheden van die werknemer inschatten. Waar die herstelkans berust op een bepaalde behandeling, moet het UWV onderbouwen welk mogelijk resultaat die behandeling voor de individuele werknemer heeft. Een dergelijke onderbouwing wordt door het UWV veelal eerst in bezwaar gegeven. In dit geval moest er echter beroep en hoger beroep aan te pas komen om een IVA-uitkering toegekend te krijgen.

In deze uitspraak voegt de Centrale Raad nog wat aan zijn eerdere jurisprudentie toe, door te stellen dat de verzekeringsarts maar weinig ruimte heeft om geen duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid aan te nemen als herstel niet in het eerste jaar wordt verwacht en daarna wel. De Raad wijst er daarbij op dat het UWV werknemers die een IVA-uitkering krijgen maar die nog een geringe kans op herstel hebben volgens de wet de eerste vijf jaar moet herbeoordelen.

Voor zowel werkgever als werknemer is van groot belang of een IVA-uitkering dan wel een WGA-uitkering wordt toegekend. Voor de werknemer is de IVA-uitkering hoger (75% van het dagloon) terwijl de uitkering in beginsel tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd wordt toegekend. Een “WGA-gat” kan dus niet optreden. Voor de werkgever is het belang van de toekenning van een IVA-uitkering nog veel groter, aangezien de IVA-uitkering hem geen geld kost, maar de WGA-uitkering hem daarentegen tien jaar lang bijzonder veel geld kost. In dit geval heeft de werknemer de kooltjes voor de werkgever uit het vuur gehaald, door bezwaar, beroep en hoger beroep in te stellen. De werkgever had er echter beter aan gedaan dat zelf te doen. Dan was hij niet afhankelijk geweest van de vasthoudendheid van zijn (ex-) werknemer.