Wijziging verplichtstelling arbodienst per 1 juli 2005

Wijziging verplichtstelling arbodienst per 1 juli 2005
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2005 / 107
Vindplaats: Wet van 7 april 2005 tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen, Staatsblad 2005, 202
Uitspraak

Per 1 juli 2005 treedt een wetswijziging in werking die verandering brengt in de verplichting van de werkgever om zich ten aanzien van zijn verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (grofweg: het voeren van arbeidsomstandighedenbeleid in de vorm van preventie van ziekte en begeleiding van ziekteverzuim) te laten bijstaan voor een gecertificeerde arbodienst.

Uitgangspunt is voortaan dat de werkgever zich op het gebied van preventie laat bijstaan door één of meer deskundige werknemers, maar als dat voor de werkgever niet mogelijk is: door een combinatie van deskundige werknemers en externe deskundigen en alleen als ook dat niet mogelijk is: uitsluitend door externe deskundigen. Deze “deskundige werknemer” wordt in de praktijk aangeduid als “preventiemedewerker”. De werkgever dient zorg te dragen dat deze preventiemedewerker zijn werk zelfstandig en onafhankelijk kan doen. De taken van de preventiemedewerker omvatten: het verlenen van medewerking aan de wettelijk verplichte risico-inventarisatie- en -evaluatie en het adviseren aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging (en als die er niet is: aan de werknemers) over de maatregelen die in het kader van het arbeidsomstandighedenbeleid moeten worden genomen en de uitvoering daarvan. Elke werkgever dient een preventiemedewerker aan te stellen. Die behoeft geen speciale opleiding te hebben, maar dient wel bekend te zijn met de specifieke arborisico’s van het bedrijf. De werkgever die een natuurlijke persoon is en niet meer dan vijftien werknemers heeft kan de taken van de preventiemedewerker zelf vervullen, mits hij daartoe over voldoende deskundigheid beschikt. De externe deskundigen die de werkgever kan inschakelen kunnen (maar hoeven niet) afkomstig te zijn van een arbodienst.

Voor een aantal andere wettelijke taken moet de werkgever zich laten bijstaan door een gecertificeerde arbodienst of door een gecertificeerde deskundige. Het gaat dan om het toetsen van de risico-inventarisatie- en -evaluatie, de begeleiding van het ziekteverzuim, het uitvoeren van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, het uitvoeren van aanstellingskeuringen en het houden van een arbeidsomstandighedenspreekuur. Ook hierbij geldt als uitgangspunt dat deze bijstand binnen het bedrijf wordt georganiseerd, en pas als dat onmogelijk is door een externe gecertificeerde deskundige persoon. Zowel bij de interne als de externe gecertificeerde deskundige kan het gaan om een gecertificeerde arbodienst, maar ook om een gecertificeerde zelfstandige bedrijfsarts. De werkgever dient ook hier zelfstandig werken en onafhankelijkheid te garanderen. De wijze waarop de bijstand door een gecertificeerde deskundige wordt georganiseerd wordt geregeld bij CAO of bij schriftelijke regeling met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Bij gebreke daarvan geldt de wettelijke regeling die een arbodienst voorschrijft, en die een externe arbodienst voorschrijft indien er geen mogelijkheden zijn een interne arbodienst aan te houden.

De bestaande wettelijke regels blijven van toepassing tot de op 1 juli 2005 bestaande overeenkomst met de arbodienst afloopt, maar maximaal tot en met 31 december 2005.

De werkgever die niet meer dan tien werknemers in dienst heeft (die ieder niet meer dan 40 uur per week werken) kan voor de risico-inventarisatie gebruik maken van een checklist en hoeft die niet te laten toetsen.


Commentaar

De wetswijziging is een gevolg van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 22 mei 2003 (nummer C-441/01) waarin het Hof had uitgesproken dat Nederland de Europese Kaderrichtlijn Veiligheid en Gezondheid (Richtlijn 89/391/EEG 12-06-1989, Pb EG L 183) niet juist had omgezet in Nederlandse wetgeving, omdat de werkgever voor wat betreft de preventie van beroepsrisico’s niet eerst een beroep behoefde te doen op interne deskundigen, voordat een beroep mocht worden gedaan op externe deskundigen (lees: de arbodienst). Dat manco wordt door de wetswijziging opgeheven. De werkgever moet de arbozorg nu zo dicht mogelijk bij het bedrijf organiseren. Alleen als het (bijvoorbeeld omdat het maar om een kleine onderneming gaat) niet mogelijk is de wettelijk verplichte arbozorg binnen het bedrijf te organiseren, dan mag daarvoor een beroep worden gedaan op externe deskundigheid. Die externe deskundigheid kan (net als nu) worden gehaald bij een externe arbodienst, maar met toestemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging kan dat ook bijvoorbeeld bij een gecertificeerde zelfstandige bedrijfsarts. Het moge in elk geval duidelijk zijn dat werkgevers in elk geval niet zonder meer alleen maar de overeenkomst met een arbodienst kunnen opzeggen.