Wraking van de kantonrechter die al heeft geoordeeld over het treffen van een voorlopige voorziening?

Wraking van de kantonrechter die al heeft geoordeeld over het treffen van een voorlopige voorziening?
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1999 / 34
Vindplaats: Zie: arrondissementsrechtbank Maastricht 8 april 1999, JAR 1999/100, arrondissementsrechtbank Utrecht 26 mei 1999, JAR 199/129, arrondissementsrechtbank Leeuwarden 19 februari 1999, Praktijkgids 1999, nr. 5347, arrondissementsrechtbank Haarlem 12 maart 1999, Praktijkgids 1999, nr. 5348.
Uitspraak

Vier rechtbanken hebben zich tot nu toe uit moeten spreken over de vraag of de kantonrechter die heeft geoordeeld over een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening (meestal een vordering van de werknemer tot loondoorbetaling na een ontslag op staande voet of tot toelating tot het werk na op non-actiefstelling) nog voldoende onpartijdig is om nadien te oordelen in de bodemprocedure (de hoofdzaak, meestal: een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werkgever of een loonvordering van de werknemer). Als de kantonrechter in de bodemprocedure onvoldoende onpartijdig zou zijn, kan deze door partijen worden “gewraakt”. Daartoe zou aanleiding kunnen bestaan, omdat de kantonrechter in de voorlopige voorzieningprocedure vaak vooruit moet lopen op het oordeel dat in de bodempro-cedure naar zijn inschatting naar alle waarschijnlijkheid zal volgen. De rechtbank te Maastricht oordeelde dat voor wraking geen plaats was toen dezelfde kantonrechter oordeelde zowel over het ontbindingsverzoek van een werkgever als over het eerdere (ingetrokken) voorwaardelijke ontbindingsverzoek van de werkgever. De rechtbank te Utrecht oordeelde echter dat het wrakingsverzoek toewijsbaar was, toen dezelfde kantonrechter dreigde te gaan beslissen over zowel de voorlopige voorziening als de bodemprocedure. De rechtbank baseerde het oordeel op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Doorslaggevend was voor de rechtbank dat de kantonrechter zou moeten oordelen over dezelfde feiten en dezelfde vragen. Een zelfde oordeel velde de rechtbank te Leeuwarden in een soortgelijk geval. De rechtbank te Haarlem daarentegen bleek van mening dat de kantonrechter niet gewraakt kon worden, omdat in de voorlopige voorzieningprocedure geen definitief oordeel was gegeven over het bewijs.


Commentaar

De (naar het lijkt) door de praktijk “plotseling ontdekte” mogelijkheid van wraking van de kantonrechter in gevallen als boven beschreven, is belangrijker dan op het eerste gezicht lijkt. In veel gevallen waarin de werkgever tot ontslag wil overgaan, stelt hij de werknemer voorafgaand (met doorbetaling van salaris) op non-actief, omdat doorwerken de verhoudingen in zijn ogen onnodig verder belast. De werknemer maakt daartegen om formele redenen vrijwel steeds bezwaar. Als de werknemer de op non-actiefstelling echt wil aanvechten (om de kansen te verhogen om zijn baan te behouden, of uitsluitend om zo de werkgever te bewegen tot het betalen van een hogere ontslagvergoeding) is de aangewezen weg om de kantonrechter te vragen de werkgever bij voorlopige voorziening te veroordelen de werknemer tot werkhervatting toe te laten. De werkgever moet dan wel heel sterke argumenten hebben, wil hij zich met succes deze vordering kunnen verweren. Dé methode om een dergelijke actie van de werknemer te “counteren”, bestaat er uit dat heel snel een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt ingediend, waarna verzocht wordt dit verzoekschrift tegelijk te behandelen met de vordering tot verkrijging van een voorlopige voorziening. Uit praktische overweging pleegden kantonrechters op dergelijke verzoeken meestal wel in te gaan, waarna de werkhervatting geen probleem meer was, er van uitgaande dat toch de ontbinding van de arbeidsover-eenkomst werd uitgesproken. Deze “counteractie” van de werkgever wordt echter een stuk moeilijker als dezelfde kantonrechter niet mag oordelen over de voorlopige voorziening en de bodemprocedure. Dat noopt dus tot meer voorzichtigheid bij het opleggen van een op non-actiefstelling. Ons is overigens gebleken dat sommige kantongerechten het probleem praktisch oplossen: indien de werknemer bezwaar maakt tegen een gecombineerde behandeling van beide zaken worden beide zaken wel door twee verschillende kantonrechters behandeld, maar op dezelfde dag en (vrijwel) aansluitend.