Oppassen met pensioenopgave?


Piet Peeters is vanaf 1 november 1982 tot 1 juni 2008 werkzaam geweest bij ABC BV, waar hij het in 2001 tot general manager schopt. Via zijn werkgever had hij een pensioenverzekering lopen bij AeLe NV. Dit pensioen bestond uit een basispensioen en een excedentpensioen, die beide bestaan uit een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen.

Piet Peeters ontvangt in die 26 jaren een aantal keren een pensioenopgave rechtstreeks van AeLe NV. De werkgever heeft telkens rechtstreeks van AeLe NV een exemplaar ontvangen voor het personeelsdossier. Zo ontving Peeters onder anderen de volgende opgaven ten aanzien van zijn excedentpensioen:

Afgifte wijziging pensioensalaris pensioengrondslag verzekerd bedrag

Nr 5: juni 2001 1 juli 2000 € 92.616,54 € 76.098,94 € 39.480,24
Nr 6: dec. 2001 1 juli 2001 € 96.303,00 € 78.469,00 € 43.320,00
Nr 7: jan. 2006 5 juni 2003 € 96.303.51 € 78.469.94 € 40.464,03

In 2006 wendt Peeters zich tot zijn werkgever ABC BV om een verklaring te krijgen over het verschil in het verzekerd bedrag bij de opgaven meer afgiftenummer 6 en 7. Omdat een antwoord uitblijft wendt hij zich medio juli 2007 tot AeLe NV.

Bij brief van 4 maart 2008 inzake zijn excedentpensioen krijgt Peeters te horen dat hij een bruto ouderdomspensioen van € 33.767,16 zou gaan ontvangen (vanaf juni 2008).

Bij brief van 10 februari 2009 van AeLe NV krijgt Peeters een eerste uitleg op zijn vraag van 3 juli 2007: de pensioenregeling zou tussen 1 juli 1998 en 1 januari 2006 meerdere keren gewijzigd en er is al enige tijd geen sprake meer van een eindloonregeling. Op verzoek van Peeters en zijn (oud)werkgever komt AeLe NV in juni 2009 met een nadere uitleg: de opgave met afgiftenummer 6 was onjuist omdat een te laag aftrekbedrag in de excedentregeling was toegepast.

Peeters accepteert dit niet: hij gaat naar de rechter en vordert van ABC BV betaling van zijn volledige excedentpensioen zoals is weergegeven op de pensioenopgave met afgiftenummer 6. Kern van het geschil is de vraag of ABC BV gebonden is aan een door AeLe NV (onjuiste) verstrekte pensioenopgave. De rechter komt echter niet aan het beantwoorden van deze vraag toe, omdat Peeters in de procedure heeft verzuimd toe te lichten waarom hij aan een door een derde (AeLe NV) overgelegd overzicht rechten kan ontlenen jegens ABC BV. Wel merkt de rechter nog op dat door de pensioenopgaven met afgiftenummer 5 en 6 met elkaar te vergelijken het evident is dat de afgiftenummer 6 onjuist is: het verzekerde bedrag aan ouderdomspensioen van afgiftenummer 6 ten opzichte van afgiftenummer 5 kent immers een veel grotere stijging dan de pensioengrondslag en dat kan nooit de bedoeling zijn van een pensioenregeling. Ook een leek als Peeters had dat moeten begrijpen.

Omdat het van de zijde van ABC BV en AeLe NV 3 jaar heeft geduurd om helderheid te verschaffen in het verzekerde bedrag, is de rechter mede hierdoor van mening dat Peeters als verliezende partij niet in de kosten van het geding veroordeeld mag worden.


Rechtbank Dordrecht 5 augustus 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BN2103

Wanneer het verzekerd bedrag nu niet met een groter bedrag gestegen was dan de pensioengrondslag, dan blijft de vraag wat Peeters in de procedure had moeten stellen om ABC gebonden te krijgen aan de (onjuiste) opgave van AeLe NV. Daarnaast blijft deze vraag interessant omdat de pensioenfondsen en -verzekeraars sinds 2008 verplicht zijn tot het doen verstrekken van een uniform pensioenoverzicht (ook wel bekend als "UPO") aan de deelnemers.
Begin oktober 2010 is namelijk het Rapport Juistheid UPO gepubliceerd naar aanleiding van een onderzoek ingesteld door de AFM (Autoriteit Financiële Markten) naar de juistheid van de informatieverstrekking op het UPO 2008. De AFM stelt zich op het standpunt dat de deelnemer er vanuit moet kunnen gaan dat het UPO een juiste weergave bevat van zijn pensioenrechten en pensioenaangroei. De AFM constateerde dat helaas bij 42% van de 31 onderzochte pensioenfondsen één of meer onjuistheden werden aangetroffen in het opgebouwde ouderdomspensioen, het te bereiken ouderdomspensioen en/of de pensioenaangroei. Verder constateerde de AFM dat maar liefst in 26 % van de onderzochte fondsen disclaimers worden gebruikt, die de rechten van de deelnemer ten onrechte beperken.