Er stond eens een mooie camper op de oprit….


Het zal je maar gebeuren: ga je zelf een keer niet met de camper op vakantie, gaat een ander er met die camper vandoor, die er volgens ook nog eens schade mee berokkent. En in plaats van dat jij bij de verzekeraar aanklopt, klopt de verzekeraar uiteindelijk bij jou aan en geeft de rechter in hoger beroep de verzekeraar gelijk als die maar liefst € 22.500 van je vordert.

Wat was er gebeurd?

Zoonlief, minderjarig, zonder rijbewijs en met alcohol op, heeft in 2004 de sleutels van de camper van zijn ouders gepakt en is samen met een vriend met de camper gaan rijden. De ouders zijn op dat moment -zonder camper dus- op vakantie in Zuid-Europa. Helaas liep het ritje met de camper niet goed af: de camper is tegen een tankeenheid van een tankstation gereden. Een herstelbedrijf heeft de schade aan het tankstation hersteld en de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer heeft een bedrag van bijna € 16.000 betaald aan het tankstation. Het Waarborgfonds heeft op enig moment geprobeerd de schade bij de rechter te verhalen op vader en zoon. In deze procedure hebben vader en zoon aangevoerd dat de camper was verzekerd. Het Waarborgfonds heeft de betreffende verzekeraar in 2008 aangeschreven en deze verzekeraar heeft in 2008 het Waarborgfonds schadeloos gesteld voor een bedrag -vanwege de kosten en rente- van inmiddels € 22.500. De verzekeraar heeft in 2009 dit bedrag vervolgens willen verhalen op vader en zoon. Kennelijk hadden vader en zoon de schade aan de camper, die er ongetwijfeld moet zijn geweest, nooit aan de verzekeraar gemeld.

In de wet is opgenomen dat de verzekeringnemer zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is aan de verzekeraar moet melden als een verzekerd risico zich voordoet en dat de verzekeringnemer binnen een redelijk termijn alle inlichtingen en bescheiden aan de verzekeraar moet verschaffen zodat deze kan beoordelen of er uitgekeerd moet worden. Wanneer deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die zij hierdoor lijdt. De verzekeraar mag zelfs bedingen dat het recht op uitkering vervalt als deze verplichtingen niet worden nagekomen, maar alleen voor het geval dat hij daardoor in een redelijk belang is geschaad.

De verzekeraar had in dit geval een dergelijk beding opgenomen en beriep zich hierop toen hij 3,5 jaar na dato met het ongeval en de schade bekend raakte via het Waarborgfonds. De verzekeraar wilde de uitkering die hij aan het Waarborgfonds moest voldoen, in zijn geheel verhalen op vader en zoon.

Vader, die de verzekering had afgesloten, verweerde zich primair met de stelling dat de verzekeraar niet in een redelijk belang was geschaad: de aansprakelijkheid en de omvang van de schade waren van het begin af aan duidelijk. Als vader de schade meteen had gemeld, zou de aansprakelijkheid en de schade niet anders geweest zijn en zou de verzekeraar ook hebben moeten uitkeren. Subsidiair, indien de verzekeraar wel in zijn belang zou zijn geschaad, was de vader van mening dat op grond van de redelijkheid en billijkheid alleen de extra advocaatkosten op hem mochten worden verhaald.  

Wat vond de rechter ervan?

De rechtbank heeft in eerste aanleg de verzekeraar volledig in het gelijk gesteld.  Het hof in hoger beroep kwam tot hetzelfde oordeel. Het Hof oordeelde dat als een verzekeraar een beroep wil doen op een contractueel vervalbeding vanwege een te late melding of het achterwege laten van een melding, hij onder opgaaf van redenen zal moeten stellen dat hij in zijn redelijke belangen is geschaad. De verzekeraar had gesteld dat hij door de 3,5 jaar te late melding in zijn belangen is geschaad omdat hij als extra schade de advocaat van het Waarborgfonds en de wettelijke rente heeft moeten vergoeden. Verder stelde de verzekeraar dat volgens de vader de vriend van zijn zoon de camper zou hebben bestuurd. Door de te late melding is de verzekeraar niet in staat geweest om de feitelijke toedracht van het ongeval te onderzoeken: daarmee heeft de vader de verzekeraar de mogelijkheid onthouden om de vriend mede aansprakelijk te houden en (een gedeelte van) de uitkering op die vriend te verhalen.

Vervolgens had het op de weg van de vader gelegen om gemotiveerd te stellen dat en waarom de verzekeraar niet in een redelijk belang is geschaad.  In rechte komt echter vast te staan dat de schade door de niet melding in elk geval vermeerderd is met de wettelijke rente ( € 3.241) en de advocaatkosten ( € 3.303). De vader bestrijdt verder niet dat door het achterwege laten van de melding de verzekeraar de mogelijkheid is onthouden een regresrecht uit te oefenen op de vriend van de zoon, zodat dit ook komt vast te staan. Het hof is daarom van mening dat de verzekeraar in zijn redelijk belang is geschaad. Verder is de benadeling naar haar aard en/of omvang niet dusdanig dat de verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een korting zou moeten toepassen op het te verhalen bedrag. Omdat de vader ook niet voldoende motiveert waarom er toch een korting zou moeten worden toegepast, wordt de verzekeraar opnieuw in het gelijk gesteld en kan deze het bedrag volledig verhalen op de vader.

Gerechtshof Leeuwarden 13 november 2012, www.rechtspraak.nl, LJN BY3166.

In 2004 zal de vader allerlei redenen hebben gehad om het ongeval niet te melden bij de verzekeraar. In de loop van de verschillende procedures heeft hij wellicht nog gedacht dat hij er vanaf kon komen door te stellen dat niet zijn zoon maar de vriend had gereden. Maar daarmee heeft hij juist het tegenovergestelde bereikt, omdat de verzekeraar juist daardoor een beroep op het vervalbeding heeft kunnen doen. Anders was het wellicht gebleven bij het moeten vergoeden van de wettelijke rente en de extra advocaat kosten: een bedrag van in het totaal € 6.500  in plaats van nu € 22.500.