Hoe ver reikt de zorgplicht van een assurantietussenpersoon?


Een assurantietussenpersoon dient de zorg te betrachten, die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht. Mooie juridische termen, maar wat houdt het nu precies in? Aan de hand van een voorbeeld zal ik dat verduidelijken.


De directeur van BV X had medio maart 2004 een gesprek met zijn bank, die als assurantietussenpersoon de pensioenvoorziening van de werknemers van X had afgesloten. Tijdens dit gesprek kwam de assurantietussenpersoon met de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de WAO. Volgens de assurantietussenpersoon zou X aanzienlijke premies kunnen besparen. Maar dit moest wel snel gebeuren, want X was namelijk kleine werkgever. En kleine werkgevers konden nog uiterlijk tot 1 juli 2004 eigenrisicodrager worden mits de aanvraag daarvoor voor 1 april 2004 zou zijn ingediend. De directeur en de assurantietussenpersoon hebben vervolgens een aantal producten naast elkaar gelegd en de premies vergeleken en nog tijdens datzelfde gesprek is een keuze gemaakt. De assurantietussenpersoon heeft vervolgens een aanvraagformulier gepakt en het invullen gebeurde als volgt: de assurantietussenpersoon las de vragen voor, de directeur antwoordde daarop, de assurantietussenpersoon vulde het in en uiteindelijk is de directeur gevraagd bij het kruisje zijn handtekening te zetten. Saillant detail: De vragenlijst begon met de vetgedrukte tekst, dat deze aanvraag alleen is bestemd is voor bedrijven, die sinds 1 juli 1999 geen WAO-instroom hebben, waarbij ook gedacht moet worden aan ex-werknemers.

X wordt per 1 juli 2004 eigenrisicodrager en wordt in 2005 - u voelt hem al aankomen - door het UWV geconfronteerd met een WAO-uitkering van een ex-werknemer, die vanaf 1 juli 2004 tot 17 december 2008 op X verhaald zal worden. Deze ex-werknemer had zich in december 2002 ziek gemeld toen hij te horen kreeg, dat X niet meer met hem verder wilde en de arbeidsovereenkomst werd kort daarop ontbonden, waarbij de werknemer zich ook weer arbeidsgeschikt had gemeld. In november 2003 wordt X ingelicht over het feit dat de betreffende werknemer (toch) een WAO-uitkering gaat ontvangen. X verbaast zich daar wel over, gelet op de voorgeschiedenis, maar tekent op dat moment echter geen bezwaar aan, vanwege het feit dat X een kleine werkgever was en kleine werkgevers in 2003 een vaste gedifferentieerde WAO-premie betaalden. X had op dat moment dus geen belang bij het maken van bezwaar. Ook tegen de latere beslissingen van het UWV inzake de toerekening van de uitkering aan X en het verhaal van de uitkering op X, heeft X geen bezwaar aangetekend.

X had veel moeite met de wijze waarop de assurantietussenpersoon hem heeft overgehaald om eigenrisicodrager te worden. X heeft zich weliswaar de vragen laten voorlezen, maar de vetgedrukte tekst boven het vragenformulier was niet door de assurantietussenpersoon voorgelezen en de wel voorgelezen vragen hadden geen betrekking op ex-werknemers die in de WAO waren gekomen. Was die tekst voorgelezen, dan zou X zeker aan die ene ex-werknemer hebben gedacht, aangezien het juist zo vreemd was dat die nog in de WAO gekomen was. Verder had X ten tijde van die bespreking in maart 2004 al een dusdanige hoge loonsom, dat het niet lang meer zou duren dat hij een grote werkgever zou worden en dan was het nog maar de vraag of eigenrisicodragen nog wel zo interessant zou zijn. De assurantiepersoon had daar niet bij stilgestaan, terwijl deze op de hoogte was c.q. kon zijn van de loonsom, omdat de pensioenvoorziening van X via de assurantietussenpersoon liep.

De assurantietussenpersoon was van mening dat zij niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht en was daar vrij kort over. De rechter denkt daar echter heel anders over en is er ook kort over: als een assurantietussenpersoon een cliënt benadert over het sluiten van een verzekering, dan wordt van hem verwacht dat hij de cliënt alle van belang zijnde informatie verschaft en hij dient zich ervan te vergewissen dat de cliënt een beslissing neemt met inachtneming van alle voor hem relevante informatie. Dit geldt ook als van een cliënt een zekere kennis van de materie mag worden verwacht. De assurantiepersoon moet nagaan of de veronderstelde kennis inderdaad bij de cliënt aanwezig is.

De assurantietussenpersoon in deze kwestie had volgens de rechter niet voldaan aan de ve
reiste zorgplicht, vanwege het enkele feit dat de assurantietussenpersoon volledig voorbij was gegaan aan het feit dat X een loonsom had, die de grens tussen kleine en grote werkgever naderde. Dit was zo ernstig dat de rechter de gang van zaken rond het invullen van het formulier niet eens meer van belang achtte.

(Bovenstaande zaak is een zaak uit de eigen praktijk van ons kantoor.)