Ontslagvergunning bij overeenkomst van opdracht


Bij een computerbedrijf werkte sinds een achttal jaren een ICT-specialist (X) op vaste dagen in de week tegen een vast overeengekomen tarief. Bij aanvang van de arbeidsrelatie bevestig-de het computerbedrijf aan de ICT-specialist dat hij op freelance basis werkzaam zou zijn. Voor zijn werkzaamheden kreeg hij maandelijks een bedrag van € 10.000,00 uitbetaald. Te-vens ontving hij maandelijks loonstroken met daarop vermeld de netto aan hem te betalen vergoeding na inhouding van de loonbelasting. Premies werknemersverzekeringen werden niet afgedragen. De ICT-specialist vroeg jaarlijks bij de belastingdienst een verklaring ar-beidsrelatie (afgekort: VAR) aan en steeds werd aan hem een zogenaamde VAR-RUO (RUO: resultaat uit overige werkzaamheden) toegekend. Naast deze arbeidsverhouding was de ICT-specialist nog voor vijf (!) dagen in de week werkzaam bij een ander bedrijf. Op enig moment is aan hem een arbeidsovereenkomst ter ondertekening voorgelegd. De ICT-specialist wei-gerde deze echter te ondertekenen, waarna de arbeidsrelatie tussen partijen nog gedurende een jaar is voortgezet op de wijze waarop zij dat gewoon waren.

Eind 2008 werden vervolgens de aandelen van het computerbedrijf overgedragen en wel voor 50% aan een andere voor het computerbedrijf in loondienst werkzaam zijnde ICT-specialist en voor de andere 50% aan een van buiten af aangetrokken ICT-specialist. Als gevolg van deze aandelenoverdracht (en daarmee de komst van een nieuwe ICT-specialist) ontstond er binnen het computerbedrijf een overcapaciteit aan arbeidskrachten. De nieuwe aandeelhouders hebben vervolgens de gewijzigde omstandigheden met ICT-specialist X besproken en hem vriendelijk doch dringend verzocht in te stemmen met een halvering van zijn aantal werkuren per week. Korte tijd later is met hem gesproken over het volledig beëindigen van zijn arbeidsrelatie. Het computerbedrijf stelde zich daarbij op het standpunt dat sinds jaar en dag sprake was van een tussen hen geldende freelance-overeenkomst (beter gezegd: overeenkomst van opdracht), maar de ICT-specialist beriep zich op het bestaan van een arbeidsovereenkomst en verbond daaraan de conclusie dat hij beweerdelijk aanspraak zou hebben op een beëindigingsvergoeding op grond van de kantonrechtersformule. Bij gebreke van toekenning aan hem van een ontslagvergoeding ter hoogte van acht bruto maandsalarissen, was de ICT-specialist niet bereid om mee te werken aan een minnelijke beëindiging van de arbeidsver-houding. Het computebedrijf heeft daarop haar maatregelen getroffen en een ontslagproce-dure opgestart bij het UWV op grond van bedrijfseconomische redenen. Hangende deze procedure heeft de ICT-specialist uiteindelijk ingezien dat zijn standpunt juridisch onjuist was en heeft hij (alsnog) ingestemd met een minnelijke beëindiging van de overeenkomst van op-dracht onder toekenning van een vergoeding van slechts één bruto maandsalaris. De UWV-procedure zou immers een vertraging van 1 maand opleveren en met een dergelijke beeindi-gingsvergoeding kon die procedure worden afgekocht. Na vastlegging van de gemaakte af-spraken is de ontslagprocedure bij het UWV vervolgens ingetrokken.

Dat de overeenkomst tussen partijen diende te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek en niet als een arbeidsovereenkomst volgde ondermeer uit het feit dat er geen sprake was van een gezagsverhouding, er geen doorbetaling van loon tijdens ziekte en/of vakantie plaatsvond, er geen toestemming was vereist voor het opnemen van vakantiedagen en partijen in het verleden hun arbeidsverhouding als een freelance-overeenkomst hadden aangemerkt en daaraan ook uitvoering hadden gegeven door het aanvragen van een verklaring arbeidsrelatie.

De consequentie van het feit dat de relatie niet als een arbeidsovereenkomst kon worden ge-kwalificeerd was dat de kantonrechtersformule in elk geval niet van toepassing was.

Verder gelden voor de beëindiging van een overeenkomst van opdracht andere spelregels dan voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst. In beginsel kan een opdrachtgever -anders dan de opdrachtnemer- een overeenkomst van opdracht te allen tijde kan opzeggen. Het com-puterbedrijf had zodoende kunnen volstaan met het schriftelijk opzeggen van de samenwerking tegen een bepaalde datum zonder dat zij daarbij enige ontslagvergoeding aan de ICT-specialist verschuldigd was. In casu deed zich echter het probleem voor dat de ICT-specialist als "werknemer" werd aangemerkt in de zin van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (het BBA). Het BBA regelt in artikel 6 dat de werkgever voor de opzegging van een ar-beidsverhouding voorafgaande toestemming van het UWV Werkbedrijf nodig heeft. Onder "arbeidsverhouding" wordt daarbij verstaan: de rechtsverhouding tussen werkgever en werknemer. Een "werknemer" is volgens artikel 1 sub b onder 2 BBA ook: "degene, die per-soonlijk arbeid verricht voor een ander, tenzij hij dergelijke arbeid in de regel voor meer dan twee anderen verricht of hij zich door meer dan twee andere personen,....., laat bijstaan of deze arbeid voor hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is."
ICT-specialist X was niet gelijktijdig werkzaam voor meer dan twee anderen (hij was namelijk voor twee bedrijen werkzaam), hij liet zich in de uitvoering van zijn werkzaamheden ook niet bijstaan door anderen en vanwege zijn jarenlange structurele arbeid was er ook geen sprake van een bijkomstige werkzaamheid. Op grond hiervan was hij werknemer in de zin van het BBA en diende het computerbedrijf te beschikken over een ontslagvergunning om de over-eenkomst van opdracht rechtsgeldig te kunnen opzeggen. Uiteindelijk heeft het computerbedrijf hem een ontslagvergoeding ter hoogte van één maandsalaris voorgesteld. De reden daarvan was dat met het voortzetten van de ontslagprocedure bij het UWV ook minstens één maand vertraging zou zijn gemoeid en het computerbedrijf in dat geval het "loon" gedurende die maand had dienen door te betalen.
Indien het computerbedrijf in dit geval geen juridisch advies zou hebben ingewonnen en de overeenkomst zonder toestemming van het UWV zou hebben opgezegd, had de ICT-specialist de opzegging eenvoudigweg kunnen vernietigen als gevolg waarvan de arbeidsverhouding was blijven voortduren en een loonvordering van de ICT-specialist daar het gevolg van zou zijn geweest .In financieel opzicht was het computerbedrijf nu per saldo beter af.