Betaling van verkeersboetes werknemer

Jaar en kwartaal
2008, 3e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:

  • Hoge Raad 13 juni 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BC8791
  • Gerechtshof ’s-Gravenhage 12 mei 2006, www.rechtspraak.nl, ljn: AX1690
  • artikel 7:661 B.W.
  • Hoge Raad 16 oktober 1992, NJ 1993, 264
  • Hoge Raad 3 januari 2001, JAR 2001/57, VN 2001, 4.24. en BNB 2001/89 (Belastingkamer) 
 Werknemers zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor snelheidsovertredingen die zij begaan bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Dat blijkt uit een arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2008. Eerder had het Gerechtshof ’s-Gravenhage bepaald dat boetes voor snelheidsovertredingen tot tien kilometer per uur in principe steeds voor rekening van de werkgever komen, indien dat tenminste niet vaker dan twee maal per jaar zou voorkomen. Dat arrest van het Hof is door de Hoge Raad nu gecasseerd (vernietigd).

Het Hof Den Haag had zijn arrest in het teken geplaatst van "opzet of bewuste roekeloosheid”. Op grond van artikel 7:661 B.W. is de werkgever in zijn verhouding met de werknemer degene die de schade dient te dragen die de werknemer in de uitoefening van zijn functie veroorzaakt, tenzij die schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Bewuste roekeloosheid betekent dat de werknemer zich onmiddellijk voorafgaande aan zijn gedraging daadwerkelijk bewust moet zijn geweest van het roekeloze karakter van zijn gedraging. 

De Hoge Raad had eerder de rege­ling die geldt voor schade van de werk­gever (of schade van derden die deze derden op de werkgever verhalen) van overeen­kom­stige toepassing verklaard op schade aan zaken van de werk­ne­mer, althans in het geval waarbij het gaat om zaken van de werk­nemer die hij op grond van een verplich­ting uit de arbeids­overeen­komst bij het verrichten van zijn taak dient te gebruiken en die daarbij het risico van ernstige bescha­diging lopen. Ook hier geldt dus dat de werkgever de schade draagt tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Op dezelfde voet (dus buiten het geval van opzet of bewuste roekeloosheid) meende het Hof Den Haag dat de werkgever ook gehouden was de verkeersboetes te betalen die de werknemer in de uitoefening van zijn functie oploopt. Het Hof had daaraan bovendien een praktische toepassing gegeven door te bepalen dat ten hoogste twee maal per jaar een verkeersboete wegens snelheidsoverschrijding met maximaal tien kilometer per uur niet geacht kon worden te zijn veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid.

De Hoge Raad gooit het in zijn arrest van 13 juni 2008 over een heel andere boeg en baseert zijn standpunt dat de werknemer in beginsel zijn eigen verkeersboetes moet betalen op twee overwegingen. De eerste is dat de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften weliswaar een risicoaansprakelijkheid voor de kentekenhouder van de auto met zich meebrengt maar dat daarbij niet beoogd is dat aan de werkgever als kentekenhouder de mogelijkheid zou worden ontnomen die boete te verhalen op de werknemer die bestuurder van de auto was. De tweede overweging is dat er anders een onverklaarbaar en discriminerend onderscheid zou ontstaan tussen werknemers met een auto van de zaak en werknemers met een eigen auto, die de boete zelf zouden moeten betalen omdat zij zelf kentekenhouder zijn.

Een uitzondering op de regel dat de werknemer zijn verkeersboetes zelf betaalt is volgens de Hoge Raad echter denkbaar als de werkgever het begaan van een overtreding heeft bevorderd, bijvoorbeeld door het geven van een "onmogelijke opdracht” waarbij de werknemer min of meer gedwongen zou zijn om de snelheidslimieten te overtreden. Op grond van goed werkgeverschap zou de werkgever dan gehouden zijn de boete voor zijn rekening te nemen.

Eerder had de Belastingkamer van de Hoge Raad nog een ander standpunt ingenomen door te oordelen dat niet op de werknemer verhaalde verkeersboetes niet tot het belastbare loon konden worden gerekend omdat de werkgever de verkeersboetes niet op de werknemer kon verhalen vanwege het ontbreken van opzet of bewuste roekeloosheid. Dit arrest moet nu als achterhaald worden beschouwd omdat de civielrechtelijke onmogelijkheid tot verhaal, waar de Belastingkamer van uitging, niet blijkt te bestaan. Niet verhaalde verkeersboetes behoren aldus tot het belastbare loon, tenzij de werkgever die boete niet kan verhalen omdat hij het begaan van de overtreding zou hebben bevorderd.