Evaluatie Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters

Jaar en kwartaal
2017, 1e kwartaal
Nummer
7

Bronnen:


Bij de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, (wet van 4 oktober 2012, Staatsblad 464), in de praktijk aangeduid als de "wet Bezava”, zijn maatregelen getroffen om de instroom in de WGA te beperken van werknemers die per het einde van de wachttijd van 104 weken een Ziektewetuitkering hadden (de zogenaamde "vangnetters”). Daarbij werden de volgende maatregelen getroffen:
  • invoering per 1 januari 2014 van premiedifferentiatie voor (middel)grote werkgevers betreffende Ziektewetuitkeringen;
  • invoering per 1 januari 2013 van een eerstejaars Ziektewetbeoordeling (artikel 19aa ZW e.v.), waarbij vangnetters na een jaar herbeoordeeld worden op basis van WIA-normen en waarbij de Ziektewetuitkering wordt beëindigd indien blijkt dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn voor algemeen geaccepteerde arbeid in de zin van de WIA;
  • aanscherping van de re-integratie-en sollicitatieverplichtingen voor vangnetters;
  • het afsluiten van convenanten door het UWV met werkgevers op organisaties betreffende re-integratie en begeleiding van vangnetters;
  • verlenging van de maximale periode van een proefplaatsing van drie naar zes maanden.
In een brief aan de Tweede Kamer van 19 december 2016 bericht de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer omtrent de uitkomsten van onderzoeken naar de effecten van de wet Bezava.

premiedifferentiatie

De premiedifferentiatie, volgens de Minister het belangrijkste onderdeel, heeft het beoogde effect ten aanzien van zieke uitzendkrachten gehad doordat de uitstroom van uitzendkrachten bij (middel)grote bedrijven met de helft is toegenomen, met name door middel van werkhervatting via het uitzendbedrijf waar de vangnetter werkzaam was toen hij ziek werd. Met betrekking tot werknemers die een Ziektewetuitkering krijgen omdat hun arbeidsovereenkomst is geëindigd, beschikt de Minister niet over voldoende gegevens om te kunnen vaststellen of de wet effectief is. De Minister zal met het UWV overleggen om te bezien welke extra informatie kan worden verzameld om ook hierover een oordeel te kunnen geven. 

Volgens de Minister heeft de premiedifferentiatie niet geleid tot risicoselectie en/of afwenteling door (middel)grote bedrijven.

Uit de brief van de Minister blijkt verder dat in 2015 14% van de bedrijven (in totaal 60% van de loonsom vertegenwoordigend) eigenrisicodrager was. Van de overige bedrijven was 2% van de bedrijven eigenrisicodrager (in totaal 30% van de loonsom vertegenwoordigend).

eerstejaars Ziektewetbeoordeling

Ook de eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft volgens de Minister het beoogde doel bereikt, doordat de uitstroom uit de Ziektewet is toegenomen. Ongeveer 30% van de vangnetters stroomt na dertien maanden uit de Ziektewet. Zij krijgen aanvankelijk meestal een WW-uitkering. Na drie maanden heeft ongeveer 19% werk, na zes maanden 26%, na negen maanden 30% en na een jaar 31%. Dat het hierbij om relatief kleine aandelen gaat, verklaart de minister door het feit dat vangnetters grotendeels perioden van werken afwisselen met perioden van niet werken. Om deze reden is dat voor de Minister geen reden tot zorg.

aanscherping re-integratie- en sollicitatieverplichtingen vangnetters

De Minister geeft aan dat niet kan worden vastgesteld of vangnetters zich door deze maatregel meer gaan inspannen. Wel is het percentage vangnetters dat van het UWV een waarschuwing heeft gekregen of aan wie het UWV een maatregel heeft opgelegd vanaf 2010 gestegen, maar de stijging heeft zich vanaf de tweede helft van 2013 niet meer voortgezet en het aantal waarschuwingen of maatregelen vanwege het onvoldoende meewerken aan de re-integratie is gering (ruim 200 in 2011 en 2012).

convenanten UWV

De Minister vermeldt dat het UWV en de uitzendbranche in 2013 een dergelijk convenant hebben gesloten, maar dat de effectiviteit daarvan niet is onderzocht. In hoeverre de toename van werkhervatting van zieke uitzendkrachten een gevolg is van het convenant, kan de Minister niet vaststellen.

verlenging van maximale periode proefplaatsing

De Minister concludeert dat van dit instrument weinig gebruik wordt gemaakt (ongeveer 300 keer per jaar). Het instrument zou volgens de Minister niet aantrekkelijk zijn, vanwege de daaraan verbonden verplichting om de vangnetter na afloop van de proefperiode een dienstverband aan te bieden.

oordeel Minister

De Minister is positief over de evaluatie van de Bezava, maar geeft aan dat het nog te vroeg is voor een definitieve oordeel. Met name de effecten op de instroom in de WGA kunnen nog niet worden beoordeeld.