Inwerkingtreding Wet Huis voor klokkenluiders

Jaar en kwartaal
2016, 2e kwartaal
Nummer
7

Bronnen:


Per 1 juli 2016 treedt de Wet Huis voor klokkenluiders in werking, zoals deze wet luidt na wijziging bij de nadere Wet tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders.

Het wetvoorstel voorziet er in dat een "Huis voor klokkenluiders" wordt ingericht. Anders dan aanvankelijk voorzien zal het Huis voor klokkenluiders een zelfstandig bestuursorgaan zijn en niet een afdeling van de Nationale ombudsman (artikel 3 Wet Huis voor klokkenluiders). Het Huis voor klokkenluiders krijgt een afdeling advies en een afdeling onderzoek (artikel 3a Wet Huis voor klokkenluiders). De afdeling advies zal zich met name bezig houden met het adviseren van werknemers die het vermoeden hebben van het bestaan van een misstand bij een (ex-) werkgever. De afdeling advies kan onderzoek doen naar die vermoedens, inclusief de wijze waarop de werkgever zich heeft gedragen tegenover de werknemer die het vermoeden van een misstand heeft gemeld bij het Huis voor klokkenluiders. De afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders kan ook aanbevelingen doen, waarbij wordt gedacht aan aanbevelingen over de inrichting van interne procedures en over de positie van vertrouwenspersonen.

Volgens de wet (artikel 1 onder d Wet Huis voor klokkenluiders) is sprake van een vermoeden van een misstand als een werknemer binnen de organisatie waar hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie waarmee hij door zijn werkzaamheden in aanraking is gekomen het vermoeden heeft dat sprake is van een misstand. Dat vermoeden moet dan zijn gebaseerd op redelijke gronden die voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft opgedaan bij die organisatie. Verder moet het maatschappelijk belang in het geding zijn bij:
  • de schending van een wettelijk voorschrift;
  • gevaar voor de volksgezondheid;
  • gevaar voor de veiligheid van personen;
  • gevaar voor de aantasting van het milieu;
  • gevaar voor het goed functioneren van een openbare dienst of onderneming als gevolg van onbehoorlijke gedragingen. 
De wet verplicht een werkgever met tenminste vijftig werknemers om een schriftelijke procedure vast te stellen voor het omgaan met meldingen van het vermoeden van een misstand binnen de eigen organisatie. In die procedure moet worden vastgelegd:
  • de wijze waarop de melding wordt vastgelegd;
  • wanneer sprake is van een vermoeden van een misstand;
  • bij welke functionaris het vermoeden van een misstand kan worden gemeld;
  • de verplichting tot vertrouwelijke behandeling van de melding door de werkgever als de werknemer daarom vraagt;
  • de mogelijkheid voor de werknemer om in vertrouwen een adviseur te raadplegen over het vermoeden van de misstand.
Een werknemer kan bij de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders een vermoeden van een misstand melden en vragen om daar een onderzoek naar in te stellen (artikel 4 Wet Huis voor klokkenluiders). De afdeling onderzoek stelt dan binnen zes weken een onderzoek in, tenzij (artikel 6 Wet Huis voor klokkenluiders):
  • het verzoek niet is voorzien van de naam en het adres van de verzoeker, niet gedateerd is, geen omschrijving omvat van de vermoedelijke misstand (waaronder de naam van de werkgever) of niet de gronden bevat waarop het vermoeden is gebaseerd;
  • het verzoek kennelijk ongegrond is;
  • het maatschappelijk belang onvoldoende is;
  • het vermoeden van de misstand reeds ter beoordeling staat van het Openbaar Ministerie of van andere bevoegde instanties;
  • de verzoeker het vermoeden van de misstand niet heeft gemeld aan een leidinggevende, een vertrouwenspersoon of een andere persoon die door de werkgever daarvoor bij schriftelijke procedure aangewezen is, tenzij dat redelijkerwijs niet van de werknemer kan worden verwacht;
  • de verzoeker het vermoeden van de misstand wel bij de werkgever heeft gemeld en de werkgever deze melding naar behoren heeft behandeld;
  • de misstand reeds wordt onderzocht op grond van een andere melding;
  • over de misstand reeds een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan.
De afdeling onderzoek streeft ernaar het onderzoek binnen een jaar af te ronden (artikel 8 lid 1 Wet Huis voor klokkenluiders). Naar aanleiding van het verrichte onderzoek kan de afdeling onderzoek aanbevelingen aan de werkgever doen (artikel 8 lid 2 Wet Huis voor klokkenluiders). Een oordeel of een aanbeveling houdt geen vaststelling van civielrechtelijke aansprakelijkheid in en ook niet het vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit (artikel 8 lid 3 Wet Huis voor klokkenluiders).

De afdeling onderzoek is bevoegd inlichtingen te vragen en inzage van stukken te vorderen (artikel 13 lid 1 Wet Huis voor klokkenluiders). De werkgever is verplicht die inlichtingen te verschaffen en tevens om desgevorderd bij de afdeling onderzoek te verschijnen voor het afleggen van een verklaring (artikel 13 lid 2 en lid 4  Wet Huis voor klokkenluiders). Deze verplichting geldt ook voor personen die bij de werkgever werkzaam zijn. Bij het verstrekken van inlichtingen of stukken kan aan de afdeling onderzoek de beperking worden opgelegd dat alleen de afdeling onderzoek kennis zal mogen nemen van de betreffende inlichtingen of stukken (artikel 13 lid 5 Wet Huis voor klokkenluiders).

De werknemer die een melding doet bij het Huis voor klokkenluiders krijgt rechtsbescherming. Die rechtsbescherming bestaat eruit dat de werknemer die te goeder trouw en naar behoren het vermoeden van een misstand heeft gemeld bij de werkgever of bij het Huis voor klokkenluiders en waarvan dientengevolge de arbeidsverhouding verstoord is geraakt, recht heeft op doorbetaling van loon (artikel 7:628 lid 8 B.W.). Afwijking van deze bepaling bij CAO is niet mogelijk. Verder wordt de werkgever verboden de werknemer te benadelen wegens het te goeder trouw en naar behoren doen van melding bij de werkgever of het Huis voor klokkenluiders van het bestaan van een vermoeden van een misstand (artikel 7:658c B.W.), bijvoorbeeld door demotie. Tenslotte geldt een opzegverbod wegens de omstandigheid dat een werknemer bij de werkgever of het Huis voor klokkenluiders melding heeft gedaan van het bestaan van een vermoeden van een misstand en een opzegverbod gedurende het onderzoek door het Huis voor klokkenluiders en gedurende een jaar daarna (artikel 7:670 lid 10 B.W.). Onder "te goeder trouw" wordt daarbij verstaan dat sprake moet zijn van zuivere motieven en onder "naar behoren" dat de werknemer zich er bewust van moet zijn dat hij niet zo maar in de openbaarheid kan treden met feiten betreffende een onderneming die onder zijn geheimhoudingsplicht vallen. Om de rechtsbescherming te genieten zou de werknemer daarom mogelijk er van af moeten zien om omtrent zijn vermoeden van het bestaan van een misstand de publiciteit te zoeken. Om recht op loondoorbetaling te behouden moet de werknemer wel bereid zijn om met de werkgever tot een oplossing te komen (bijvoorbeeld meewerken aan overplaatsing).